Wetenschap ongeldigverklaring rijbewijs moet echt uit bewijs blijken
Voor een veroordeling voor overtreding van artikel 9 lid 2 WVW moet echt blijken dat de verdachte wist dat het CBR het rijbewijs ongeldig had verklaard. Hier wordt niet snel aan voldaan. Alleen als de verdachte echt heeft verklaard dit te hebben geweten, kan een veroordeling volgen. In veel andere gevallen kan de verdediging met succes verweer voeren. Ik zal enkele voorbeelden noemen.
- In dat verband is van belang dat in de rechtspraak van de Hoge Raad meermalen is beslist dat uit de enkele omstandigheid dat het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte per aangetekende brief en als gewone brief naar de verdachte is verzonden en die brieven vervolgens niet als onbestelbaar retour zijn gekomen, niet zonder meer kan worden afgeleid dat de verdachte “wist of redelijkerwijs moest weten” dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard […]. Welke bijkomende of andere omstandigheden wel toereikend zijn, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. […] Opmerking verdient dat de bewijsmotivering in dit opzicht wel toereikend is wanneer uit de bewijsvoering volgt dat een uitreiking van het besluit tot ongeldigverklaring in persoon heeft plaatsgevonden.”(HR 9 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1146, NJ 2019/454 m.nt. W.H. Vellinga, r.o. 2.4.4.)
Uit dit arrest blijkt dat de (aangetekende en gewone) verzending van het besluit tot ongeldigverklaring naar het juiste adres en het niet retour komen van die poststukken op zichzelf niet voldoende zijn voor het aannemen van wetenschap van de verdachte. Dit wekt wel een zeker vermoeden, maar voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘weten of redelijkerwijs moeten vermoeden’ ligt de lat hoger. Voor een bewezenverklaring moeten er bijkomende omstandigheden zijn die – in combinatie met de (correcte) verzending van het besluit – genoeg bewijs opleveren om te kunnen oordelen dat de verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. - Dat het het besluit aan het toenmalige adres van de verdachte is gezonden, is uiteraard geen bewijs dat de verdachte hier ook mee bekend is geraakt (ECLI:NL:PHR:2022:558)
- Dat het rijbewijs op datum X door het CBR is ontvangen, kan geen bewijs opleveren nu daaruit niet blijkt dat dat het verdachte is geweest die het rijbewijs vanwege de ongeldigheid daarvan heeft ingeleverd. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat uit de omstandigheid dat het CBR het rijbewijs van de verdachte van de politie heeft ontvangen, niet zonder meer kan volgen dat de verdachte ‘wist of redelijkerwijs moest weten’ dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard (Vgl. HR 1 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:786, r.o. 2.3.)
- Dat aan de verdachte na de ongeldigverklaring geen nieuw rijbewijs is afgegeven, is van weinig waarde omdat dit niets zegt over de vraag of de verdachte wist van het besluit tot ongeldigverklaring van zijn rijbewijs.
- Daarnaast is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat de wetenschap niet kan worden afgeleid uit eerdere veroordelingen wegens hetzelfde feit (Zie o.a. HR 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3703 en HR 26 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:991)