Vrijspraak art. 6 WVW ondanks inrijden op file
Voorbeelden van uitspraken waarbij ondanks het inrijden op een file, vrijspraak is gekomen voor art, 6 WVW. De rechter nam in de onderstaande zaken geen aanmerkelijke schuld aan:
Beoordelingskader moment van onoplettendheid
Er moet sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Een lichtere vorm van schuld is onvoldoende. Niet elk tekortschieten, niet elke verkeersovertreding is voldoende voor het aannemen van schuld. Bij het vaststellen van onvoorzichtigheid gaat het om de vraag of de verdachte objectief gezien een ernstige fout heeft gemaakt dan wel of zijn rijgedrag aanmerkelijk onder de maat is gebleven van wat van een bestuurder van een motorvoertuig wordt geëist. Bij deze beoordeling komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van de even bedoelde bepaling. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Een kort moment van onoplettendheid is onvoldoende.
Vrachtwagen rijdt in op file. Een dode, een zwaargewonde. Geen overtreding van artikel 6 wvw, wel overtreding van artikel 5 WVW
LJN: BU7816, Rechtbank Utrecht, 26 september 2011
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 bewezen kan worden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Vaststaat dat verdachte zijn voertuig, een trekker met oplegger, niet tijdig tot stilstand heeft gebracht en achterop een Volkswagen is gereden. Verdachte heeft hier over verklaard: "Ik moest naar de afslag Amsterdam Zuid-Oost aan de A2. Plotseling zie ik voor mij een aantal auto’s op de rijstrook waarop ik reed stilstaan. Ik keek nog of ik kon uitwijken naar links of naar rechts, maar dit kon niet omdat daar andere voertuigen reden. Ik ben vervolgens hard gaan remmen. Dit heb ik met alle macht gedaan. Ik kon een aanrijding met de auto voor mij niet voorkomen.”
Uit de verklaring van verdachte volgt dat er in ieder geval sprake is geweest van een moment van onoplettendheid. Verdachte heeft de auto’s voor hem immers niet zien remmen, maar heeft ze pas gezien toen ze al stilstonden.
Enkel momentane onoplettendheid is echter onvoldoende voor het oordeel dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994. Daartoe zijn bijkomende omstandigheden vereist, die in deze zaak niet zijn komen vast te staan. Het feit dat de tachograaf van de vrachtwagen zodanig was ingesteld dat deze ten tijde van het ongeval "rust” registreerde, is daartoe onvoldoende, nu dit op zichzelf niets zegt over het rijgedrag van verdachte.
Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van schuld in voormelde zin. De rechtbank zal verdachte dan ook van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Onvoldoende acht geslagen op een zich voor hem plotseling ontstane file. Een enkel moment van onoplettendheid levert geen aanmerkelijke schuld op
Rechtbank Oost-Brabant, 1 september 2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:4620
"Uit de verklaring van verdachte volgt dat er sprake is geweest van een moment van onoplettendheid. Verdachte heeft de vóór hem plots ontstane file immers niet (tijdig) gezien omdat hij niet goed heeft opgelet. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat dit langer is
geweest dan een enkel moment. Een dergelijk moment van onoplettendheid is niet zonder meer als aanmerkelijke schuld in de zin van de Wegenverkeerswet te kwalificeren. Daartoe zijn bijkomende omstandigheden vereist, die in deze zaak niet zijn komen vast te staan. Niet is komen vast te staan dat verdachte met een snelheid reed die niet gepast was. Evenmin is komen vast te staan dat verdachte met andere zaken bezig was dan met het besturen van zijn auto. Wel hebben zowel het slachtoffer als de bestuurder van de auto voor haar beiden verklaard dat zij plotseling – en zoals het slachtoffer verklaard heeft: flink – moesten remmen voor de file en dat zij nog net op tijd stilstonden, hetgeen de rechtbank sterkt in haar oordeel dat sprake was van een plotseling opnieuw opkomende file waarvoor verdachte door een moment van onoplettendheid niet op tijd stilstond. Dat zich eerder die ochtend op de door verdachte afgelegde route al filevorming had voorgedaan doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af."