Vrachtwagen ziet bij invoegen auto over het hoofd; geen schuld 6 WVW
Verdachte, bestuurder van een vrachtauto, is kort na de samenvoeging van de A2 en de A67, bij een ongeval betrokken geraakt. Bij dit ongeval is een persoon overleden en een ander persoon heeft lichamelijk letsel opgelopen. De rechtbank kwalificeert het handelen van verdachte als overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet en veroordeelt hem te dier zake tot een geldboete van € 500,– en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. Vast staat dat verdachte een verkeersfout heeft gemaakt door naar rechts uit te wijken, terwijl de Peugeot rechts van hem reed en voorrang had. Hem valt dus zeker een verwijt te maken. In die zin heeft hij volgens algemeen spraakgebruik ‘schuld’ aan het ongeluk (rb Oost-Brabant, 1 maart 2016, ECLI:NL:RBOBR:2016:819).
Toedracht verkeersongeval
Op 29 april 2015, omstreeks 8.39 uur, heeft een ongeval plaatsgevonden op de A2 ter hoogte van Eindhoven, vlak na de samenvoeging bij hectometerpaal 165.5 van de A2 en de A67. Tot die samenvoeging bestond de betreffende rijbaan van de A2 uit twee rijstroken, na de samenvoeging uit drie rijstroken. Een Peugeot, met als bestuurder [slachtoffer 2] en als inzittende [slachtoffer 1] , was vanaf de A67 de A2 opgereden en reed vervolgens op de rechter rijstrook (rijstrook 3). Verdachte reed met zijn vrachtwagen voor de samenvoeging op de rechter rijstrook van de A2 en reed na de samenvoeging op de midden rijstrook (rijstrook 2). Toen verdachte een begin maakte met het verplaatsen van zijn vrachtwagen van rijstrook 2 naar rijstrook 3, raakte hij de linkerzijde van de Peugeot. Deze botsing vond plaats tussen hectometerpaal 165.6 en 165.7. De bestuurster van de Peugeot raakte de macht over het stuur kwijt, waarna de Peugeot voor de vrachtwagen langs draaide en (vrijwel) tot stilstand kwam op de linkerrijstrook (strook 1) van de A2. De beide inzittenden van de Peugeot waren toen nog ongedeerd. Verdachte minderde snelheid vanaf hectometerpaal 165.697. Hij zette zijn vrachtwagen daarna stil op de vluchtstrook.
Enkele op rijstrook 1 rijdende auto’s ontweken de Peugeot, waarna een Nissan, bestuurd door [slachtoffer 3] , frontaal botste op de Peugeot. Als gevolg daarvan overleed mevrouw [slachtoffer 1] ter plaatse. [slachtoffer 2] had een hersenkneuzing en een gebroken pols. De Nissan schoof over de A-2, sloeg over de kop en kwam op rijstrook 3 tot stilstand. Uit het strafdossier kan niet worden opgemaakt of de bestuurder van de Nissan letsel heeft ondervonden van het ongeval.
Geen schuld art. 6 WVW
Artikel 6 WVW heeft het over een “aan zijn schuld te wijten verkeersongeval”. Dat juridische begrip schuld heeft een meer beperkte betekenis dan het begrip schuld in het algemeen spraakgebruik. Bij het juridische begrip schuld in de zin van artikel 6 WVW gaat het om grove schuld, om op z’n minst een aanmerkelijke mate van onoplettendheid en/of onvoorzichtigheid.
De rechtbank stelt voorop dat het maken van een verkeersovertreding (bijvoorbeeld geen voorrang geven) niet automatisch betekent dat iemand in aanmerkelijke mate onvoorzichtig of onoplettend is geweest. In de woorden van de Hoge Raad: het komt aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Ook kan niet al uit de ernst van de gevolgen van een verkeersovertreding worden afgeleid dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. (Hoge Raad, 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822). Ondanks de dodelijke afloop van een ongeval kan het dus zijn, dat de mate van schuld aan het verkeersongeval onvoldoende is voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
De Hoge Raad heeft zich ook uitgesproken over het verweer van verdachte dat hij de andere verkeersdeelnemer niet heeft waargenomen. De enkele omstandigheid dat hij de andere verkeersdeelnemer niet heeft gezien, hoewel deze voor hem zichtbaar moet zijn geweest, is onvoldoende voor het aannemen van schuld in de zin van artikel 6 WVW (HR 29 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD0544). Voor een bewezenverklaring van schuld is dus vereist, dat er ook nog andere belastende omstandigheden zijn waaronder het verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
Deze jurisprudentie toepassend op de strafzaak komt de rechtbank tot het volgende oordeel.
Evenals de officier van justitie heeft de rechtbank geen reden te twijfelen aan de verklaring van verdachte ter zitting, dat hij heeft gespiegeld en het knipperlicht heeft aangezet.
De politie heeft geconstateerd dat de spiegels in de vrachtwagen zodanig waren afgesteld, dat verdachte de Peugeot heeft kunnen waarnemen. De verdediging heeft dit betwist en gewezen op de dode hoek waarin de Peugeot niet kan worden waargenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is het voor haar oordeel niet van belang, of er al dan niet sprake was van een dode hoek bij het spiegelen. Nader onderzoek daarnaar is dus ook niet nodig. Immers, ook als wordt uitgegaan van de voor verdachte meest belastende situatie – er was geen sprake van een dode hoek, hij kon de Peugeot steeds waarnemen – kan verdachte uitsluitend worden verweten dat hij de Peugeot niet heeft gezien, hoewel deze voor hem wel waarneembaar was. Die enkele omstandigheid is volgens de hierboven genoemde jurisprudentie onvoldoende voor het aannemen van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
De officier van justitie heeft een aantal omstandigheden aangevoerd, op grond waarvan er volgens hem toch sprake zou zijn van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Verdachte was volgens de officier van justitie langere tijd onoplettend. Bovendien mocht van hem extra alertheid worden verlangd gezien het drukke verkeersbeeld in het spitsuur bij het samenkomen van verkeerswegen en gezien het mogelijk aanzienlijke snelheidsverschil tussen de vrachtwagen en personenverkeer. Als beroepschauffeur van een vrachtwagen rustte bovendien op hem een extra verantwoordelijkheid om alert te zijn, temeer nu hij al op minder dan 197 meter na samenvoeging van de snelwegen besloot van rijstrook te wisselen.
De rechtbank volgt de officier van justitie niet in diens standpunt dat verdachte langere tijd onoplettend is geweest en dat hij onvoldoende alert is geweest in de gegeven, bijzondere omstandigheden. Van verdachte hoefde niet te worden gevergd dat hij na samenvoeging van beide snelwegen continu moest nagaan of er een personenauto rechts van hem reed. Verdachte is gaan spiegelen toen de A67 invoegde op de A2 en vlak voor hij de stuurbeweging naar rechts ging maken. Ook heeft hij de richtingaanwijzer aangedaan. Daarmee heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank gedaan wat van hem als vrachtwagenchauffeur redelijkerwijs mocht worden verwacht voordat hij van rijstrook ging wisselen.
Al met al komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte een verwijtbare verkeersfout heeft gemaakt, maar dat niet kan worden bewezen dat hij in aanmerkelijke mate onoplettend is geweest. Er is dus geen sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde .