Het voorlopig alcoholonderzoek op straat, ook wel de blaastest genoemd, is het onderzoek waarbij u als bestuurder moet blazen in een speciale alcoholtester, meestal van het merk Drager of Honac, die de politie bij zich heeft. Een bestuurder is
verplicht om mee te werken aan dit voorlopig alcoholonderzoek. Aan het niet meewerken met de blaastest op straat is echter, anders dan bij de
daadwerkelijke ademanalyse, geen zware straf verbonden. Er kan hooguit een boete worden opgelegd.
Redenen blaastest
U kunt onderworpen worden aan een alcoholonderzoek op straat in de volgende gevallen:
Blaastest / voorlopige alcoholonderzoek op straat
De door de politie gebruikte ademtesters zijn voorzien van een afleesindicatie voor beginnende bestuurders tussen 88 ug/l of 0,2promille en 220 ug/l of 0,5 promille. Voor de ervaren bestuurders geldt een afleesindicatie vanaf 0,5 promille en hoger. Op het blaasapparaat verschijnen voor alcohol in het verkeer de volgende relevante aanduidingen:
P |
(pass) |
Geen alcohol of alcoholconcentratie lager dan 170 µg/l |
P/A |
(pass / alarm) |
Alcoholconcentratie hoger dan 170 µg/l maar lager dan 300 µg/l |
A |
(alarm) |
Alcoholconcentratie hoger dan 300 µg/l maar lager dan 430 µg/l |
A/G |
(alarm / geweld) |
Alcoholconcentratie hoger dan 430 µg/l maar lager dan 650 µg/l |
G/F |
(geweld / fail) |
Alcoholconcentratie hoger dan 650 µg/l. |
De politie zal alvorens proces-verbaal te kunnen opmaken, zich altijd vooraf vergewissen van de status van de bestuurder. Is sprake van een
beginnende bestuurder en een motorrijtuig waarvoor een rijbewijs is vereist? Als het rijbewijs wel is vereist, maar niet kan worden getoond, zal de opsporingsambtenaar het rijbewijzenregister kunnen raadplegen om duidelijkheid te krijgen over de vraag of sprake is van een beginnende bestuurder. In het rijbewijzenregister is vanaf 1 juni 1986 de historische datum van eerste afgifte geregistreerd. In het rijbewijzenregister is voor de opsporingsambtenaar tevens zichtbaar of sprake is van andere maatregelen op het rijbewijs, zoals een ontzegging van de rijbevoegdheid.
Slechts voorlopige indicatie alcoholgehalte
De blaastest geeft slechts een voorlopige indicatie over het al dan niet rijden onder invloed van alcohol. De uitslag mag niet gebruikt worden voor het bewijs!Via het voorlopig alcoholonderzoek op straat wordt dus nog niet het daadwerkelijke ademalcoholgehalte bepaald.
Het voorlopig ademonderzoek is niet bestemd als bewijsmiddel, maar heeft de functie van selectiemiddel. Voorts is van belang dat bij inzet van dit voorlopig ademonderzoek het mondstuk telkens wordt gewisseld (HR 8 juli 1997,VR1998) vlg ook de
Instructie handhaving rijden onder invloed.
Een verdenking ontstaat wanneer de uitslag van het voorlopig ademonderzoek F of A inhoudt. Bij een P/A houdt de aanduiding P van pass voor de ervaren bestuurder in dat hij niet verdacht is. Daarentegen geeft de uitslag A in de combinatieaanduiding P/A bij beginnende bestuurders wel voldoende grond voor een verdenking en volgt een bevel medewerking
ademanalyse, nadat eerst het resultaat van dat vooronderzoek direct aan de verdachte is meegedeeld.
Indien het voorlopig ademonderzoek geen uitsluitsel geeft is toch verdenking mogelijk, namelijk op grond van uiterlijke kenmerken, zoals een dranklucht, waggelende gang of belemmerde spraak (trias alcoholica) In die omstandigheden volgt eveneens een bevel medewerking ademanalyse. Een bestuurder kan ook worden verplicht om mee te werken aan een ademanalyse bij een ademlucht, die ruikt naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank: (HR 3 maart 1981, VR 1981, 70).
Niet meewerken voorlopige blaastest
Wanneer een bestuurder van een voertuig niet meewerkt aan het voorlopig ademonderzoek levert dat enkele feit niet een verdenking van rijden onder invloed op, omdat dan uiterlijke kenmerken nodig zijn waardoor de verdenking daarvoor ontstaat.
Iemand die na mogelijk alcohol- of drugsgebruik aanstalten maakt om een voertuig te gaan besturen kan niet gevraagd of verplicht worden om mee te werken aan een bloedonderzoek of de ademanalyse. Wel kan een WAHV beschikking worden opgelegd bij niet meewerken aan voorlopige onderzoeken. (Feitcode K155 a tot en met c, zie
Tekstenbundel WAHV). Ook een rijverbod is mogelijk.
Wanneer de bestuurder geen medewerking verleent aan de voorselectie en er voor de politie zodanige aanwijzingen voor een verdenking bestaan dat de rijvaardigheid beïnvloedende middelen zijn gebruikt, volgt een bevel tot medewerking aan de ademanalyse of het bloedonderzoek. In dat geval dient de politie de waarnemingen, die de grondslag voor deze verdenking vormden in het proces-verbaal op te nemen. Bij niet opvolgen van dat bevel is sprake van
een weigering, die wel separaat strafbaar is gesteld. Op een weigering staat een straf van 9 maanden rijontzegging en een geldboete van € 1.000,00.
Wettelijke grondslag blaastest op straat
Het voorlopig ademonderzoek is geregeld in paragraaf 3.2. van het Besluit. De blaastest op straat is een van de drie
controlebevoegdheden waarover de politie ex artikel 160 WVW over beschikt om te controleren op rijden onder invloed. In de artikelen 6 en 7 van het Besluit alcohol, drugs, en geneesmiddelen in het verkeer bevatten uitvoeringsregels ten aanzien van het voorlopig ademonderzoek. Dat onderzoek heeft tot doel vast te stellen of het alcoholverbod mogelijk is overtreden. In artikel 160, vijfde lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 28, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet, artikel 4, vierde lid, van de Spoorwegwet, artikel 41, vierde lid, van de Wet lokaal spoor en artikel 11.4, tweede lid, van de Wet luchtvaart wordt dit onderzoek omschreven als het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht, in de vollksmond dus blaastest geheten.
De blaastest op straat vervult, evenals het onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties, de functie van voorselectiemiddel. Het voorlopig ademonderzoek geschiedt op grond van artikel 6, eerste lid, van Het besluit door betrokkene op aanwijzing van een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 1, onder a, ademlucht te laten blazen in een daarvoor bestemde ademtester.
Indien de opsporingsambtenaar geen ademtester voorhanden heeft, heeft hij ook de mogelijkheid om hem
een onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraak-functies te laten doen. Zowel dat onderzoek als het voorlopig ademonderzoek vervullen de functie van voorselectiemiddel. Indien het resultaat van het voorlopig ademonderzoek indiceert dat het alcoholgehalte in de adem van degene bij wie dat onderzoek is uitgevoerd, hoger is dan de voor die stof wettelijk vastgestelde grenswaarde, dient de opsporingsambtenaar dit resultaat op grond van artikel 7 in het proces-verbaal op te nemen en direct aan de verdachte mede te delen. Op die manier is de betrokkene snel op de hoogte van het feit dat tegen hem een vermoeden van alcoholgebruik is gerezen. Daarna zal bij de verdachte het definitieve ademonderzoek, ook wel de ademanalyse genoemd, worden uitgevoerd of een bloedonderzoek.
Goedgekeurde blaastesters:
Voor het verrichten van een voorlopig ademonderzoek als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Besluit worden tot 1 januari 2021 de volgende typen ademtesters aangewezen:
a.Dräger Alcotest 6810;
b.Dräger Alcotest 7410;
c.Dräger Alcotest 7510;
d.Lion SL 400/SD 400;
e.Honac Alcosensor IV BlackDot;
f.Intoximeters Alcosensor FST2;
g.Envitec Wismar Alcoquant 6020-plus.
> Meer informatie ademanalyse
> Meer informatie bloedonderzoek