Veroordeling art. 6 WVW bij te hard rijden / hoge snelheid
Voorbeelden in de jurisprudentie waarbij te hard rijden / een te hoge snelheid heeft geleid tot een veroordeling wegens overtreding van art. 6 WVW. Let op dat de snelheid wel steeds correct wordt berekend.
> Meer informatie berekening snelheid
Bij toegestane snelheid was ongeluk met linksafslaande fietser niet gebeurd
Rb. Limburg 17 augustus 2015, ECLI:NL:RBLIM:2015:7640
Verdachte was bezig met het inhalen van een fietser, op het moment dat hij zag dat de fietser over haar linkerschouder keek. Vervolgens reed de fietser nog enkele meters rechtdoor, waarnaar zij naar links stuurde en verdachte in botsing kwam met de fietser. Verdachte heeft nadien bij de politie verklaard dat hij met een te hoge snelheid reed. Dit blijkt ook uit de verkeersongevallenanalyse, waarbij is vastgesteld dat verdachte tussen de 79 en 81 km/h reed op een plek waar 50 km/h de toegestane snelheid was. Volgens dezelfde proeven en berekeningen had het ongeval niet behoeven plaats te vinden in het geval de verdachte de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 km/u niet had overschreden. Op grond hiervan komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van art. 6 WVW.
Ook al heeft verdachte voorrang, toch snelheid aanpassen
Rb. Roermond 25 november 2009, ECLI:NL:RBROE:2009:BK4679
In deze casus ging het om een verdachte die met een aanmerkelijke snelheid een kruising opreed en hierbij niet op de andere weggebruikers lette, gezien het feit dat hij voorrang had op de andere weggebruikers. Een andere automobilist heeft verdachte echter niet op tijd opgemerkt, waardoor de twee auto’s in botsing kwamen. Door dit ongeval heeft de andere automobilist zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De rechtbank oordeelde hierbij dat het enkele feit dat verdachte voorrang heeft op het van links komend verkeer, niet wil zeggen dat verdachte erop had mogen vertrouwen dat het van links komend verkeer voor hem de kruising vrijlaat of tijdig vrijmaakt. Verdachte had dan ook zijn snelheid dienen aan te passen aan de verkeerssituatie ter plekke.
Niet afremmen voor naderende file
Rb. Midden-Nederland 2 juni 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:CA2139
In deze casus reed de verdachte op een autosnelweg toen haar navigatiesysteem aangaf dat er een file naderde. Ook de matrixborden boven de weg gaven, ruim voor de plaats van het ongeval, al aan dat er ter plaatse maar 50 km/h gereden mocht worden. Ondanks dat verdachte dus weet had van een naderende file, heeft zij haar snelheid niet aangepast en is ze met 70 km/h op de file ingereden, waardoor aan een andere automobilist zwaar letsel werd toegebracht. De rechtbank oordeelt dat verdachte, doordat zij haar snelheid niet heeft verminderd terwijl zij weet had van een naderende file, zich onvoldoende heeft aangepast aan de verkeers- en wegsituatie op dat moment. Daarom is het oordeel van de rechtbank dat verdachte schuld heeft aan het ongeval.
Onjuiste snelheidsberekening; 45 km/u waar 30km/u is toegestaan, levert schuld idzv 6 WVW op
LJN: BN0978, Rechtbank Maastricht, 13 juli 2010
Verdachte rijdt in een woonwijk, waar een maximum snelheid van 30 km/u geldt, met een snelheid van 43,5 – 45,6 km/u. Die overtreding van de toegestane maximum snelheid krijgt extra "lading” doordat het een woonwijk betreft. Er zijn veel gelijkwaardige kruisingen, vaak onoverzichtelijk, en het is een feit van algemene bekendheid dat zich in woonwijken veel fietsers, voetgangers en kinderen op de weg bevinden. Kortom, kwetsbare verkeersdeelnemers waarmee men extra rekening moet houden. Daarbij past het niet om met een zodanige snelheid te rijden als verdachte heeft gedaan.
De snelheidsovertreding wordt nog ernstiger doordat het zicht op de Van Ostadestraat voor een bestuurder die uit de Marisstraat komt volledig wordt weggenomen door een bosschage. Pas als de bestuurder bijna op de kruising is heeft hij vrij zicht naar links. Zeer langzaam rijden is op deze specifieke plek in de woonwijk dus geboden om een voor alle verkeersdeelnemers veilige verkeerssituatie te waarborgen. Dat heeft verdachte niet gedaan door met de door de rechtbank becijferde snelheid deze kruising op te rijden.
Snelheid van ongeveer 184 km/u
LJN: BN0604, Rechtbank Leeuwarden, 6 juli 2010
Verdachte heeft een auto-ongeval veroorzaakt tengevolge waarvan een jongen van 19 jaar is overleden. Een tweede inzittende van de door verdachte bestuurde auto heeft ernstig letsel opgelopen, waarvan hij tot op heden de lichamelijke gevolgen ondervindt. Aan de bestuurder van de auto waartegen verdachte met zijn auto is gebotst, is eveneens letsel toegebracht.
Het ongeval heeft kunnen gebeuren doordat verdachte met extreem hoge snelheid heeft gereden, waarbij hij zijn aandacht niet steeds bij het verkeer gehouden heeft. Door dit handelen van verdachte is aan anderen veel leed toegebracht en zullen de nabestaanden van de overleden jongen met het gemis moeten leren leven.
Over verdachte is door de reclassering gerapporteerd. Hierbij is ruim aandacht besteed aan de psychische kwetsbaarheid van verdachte. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven te lijden onder hetgeen hij teweeggebracht heeft. Hij heeft aangegeven mee te leven met de betrokkenen en hun families en de nabestaanden van de overleden jongen.
Verdachte heeft echter ook verklaard dat hij een stevige rijder is. Hij zou bij het overschrijden van de maximumsnelheid in de gaten houden met hoeveel kilometer hij dit doet, zodat zijn rijbewijs niet in gevaar komt. Op het moment dat hij het ongeval veroorzaakte, beschikte verdachte slechts anderhalf jaar over een rijbewijs.
Uit het gebeurde en de verklaringen van verdachte over zijn rijgedrag in het algemeen, kan de rechtbank afleiden dat verdachte niet de verantwoordelijkheid heeft genomen die op hem als verkeersdeelnemer rust. In het licht hiervan, alsmede in het licht van de gevolgen van het ongeval en de hiervoor geldende oriëntatiepunten, kan de rechtbank niet volstaan met het opleggen van een werkstaf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. De ernst van het gedrag van verdachte maakt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf onvermijdelijk is. Hierbij zal de rechtbank het advies van de reclassering om de gevolgen hiervan eerst in beeld te laten brengen niet volgen. Zij ziet hiervoor onvoldoende aanleiding mede gelet op het feit dat ten aanzien van de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf de rechtbank het zal laten bij hetgeen de officier van justitie hieromtrent heeft gevorderd. Een gedeelte van de gevangenisstraf zal voorwaardelijk worden opgelegd met daarnaast een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur als door de officier geëist
LJN: BR5120, Gerechtshof 's-Gravenhage, 11 mei 2011
De verdachte heeft op roekeloze wijze een auto bestuurd en een dodelijk verkeersongeval veroorzaakt. De verdachte heeft zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer op uiterst grove wijze miskend, te meer omdat de verdachte - hoewel nog geen jaar in het bezit van zijn rijbewijs – toch ook al eerder, kort na het behalen van dat rijbewijs, tot tweemaal toe te hard heeft gereden. Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Tevens veroordeelt het hof de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 uren. Tenslotte wordt de verdachte de bevoegdheid ontzegd motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren
Gerechtshof 's-Gravenhage, 1 juni 2010, LJN: BN3572
Zoals uit het voorgaande blijkt, reed de verdachte op 15 mei 2007 op de [weg] in den Haag en naderde met een snelheid van ongeveer 30 km per uur de kruising met de [singel]. Op dat moment reden op de [singel] schoolkinderen op de fiets en een bromfietser en was er busverkeer. Op de kruising heeft de verdachte geen voorrang verleend aan een bromfietser, het slachtoffer. De verdachte was ter plaatse bekend en wist ook dat zij voorrang aan deze bromfietser moest verlenen. De verdachte was ondanks remmen niet in staat om tijdig te stoppen toen het slachtoffer op zijn bromfiets de kruising overstak en zij heeft hem aangereden.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte met een te hoge snelheid gereden gelet op de verkeerssituatie en verkeersveiligheid ter plaatse, daarbij in aanmerking nemende de aanwezigheid van busverkeer en kwetsbare verkeersdeelnemers als fietsers en bromfietsers op de [singel], die allen voorrang op de verdachte hadden. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij, toen zij de kruising opreed, niet heeft afgeremd maar haar snelheid wat heeft verhoogd om nog snel even voor een bus op de [singel] langs te kunnen rijden. Volgens de getuige [getuige 2] die evenals het slachtoffer over het fietspad reed en ook voorrang had op de verdachte, reed de verdachte hard en omdat de getuige toen al dacht dat de verdachte niet voor haar zou stoppen, is zij voor de kruising zelf gestopt.