Veroordeling art. 6 WVW bij door rood licht rijden
Voorbeelden van uitspraken waarbij het rijden door rood licht heeft geleid tot een veroordeling voor art. 6 WVW:
Door de zon verblind; verkeerslicht niet goed gezien
Rb. Noord-Holland 6 oktober 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:8474
De omstandigheid verdachte door de zon wordt verblindt en hierdoor niet goed kan zien welke kleur het verkeerslicht heeft, is geen schulduitsluitingsgrond voor art. 6 WVW. Dit blijkt uit een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Verdachte verklaarde hierbij dat zij last had van de zon die recht in haar ogen scheen. De zonneklep werkte hiertegen niet. Vervolgens zag zij een kruising met verkeerslichten. Verdachte geeft aan in de veronderstelling te zijn geweest dat het verkeerslicht groen was, waardoor zij zonder vaart te minderen de kruising is overgereden. Op dat moment kwam zij echter in botsing met een andere automobilist. Het verweer dat verdachte niet door rood zou zijn gereden wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Ondanks de omstandigheid dat verdachte ter plaatse niet bekend was en ondanks dat de laagstaande zon haar tijdens het rijden verblind heeft, is zij met een snelheid die hoger lag dan ter plaatse onder de dan geldende omstandigheden verantwoord was het kruispunt opgereden. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld
Oranje en rode verkeerslicht niet opgemerkt
Rb. Noord-Holland 20 maart 2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:2481
Uit de conflictmatrix van de verkeersregelingsinstallatie ter plaatse volgt dat het verkeerslicht voor de overstekende fietser (slachtoffer) en dat voor de bestuurder van de auto, verdachte, als conflicterend is aangewezen. Het is niet mogelijk dat deze conflicterende richtingen gelijktijdig groen licht hebben gehad. De rechtbank oordeelt dat het slachtoffer, gelijktijdig met het rode verkeerslicht van verdachte, groen licht kreeg en toen op haar fiets is gestapt en de rijbaan is overgestoken. Gedurende die tijd heeft verdachte het rode verkeerslicht op zijn rijbaan niet opgemerkt. Evenmin heeft hij gezien dat het verkeerslicht op zijn rijbaan daarvóór nog drie seconden oranje licht heeft uitgestraald. Verdachte heeft daarmee niet gehandeld overeenkomstig artikel 62 juncto artikel 68 RVV (stoppen voor rood licht). Bovendien heeft verdachte, hoewel hij heeft verklaard steeds zicht te hebben gehad op de weg, niet opgemerkt dat slachtoffer bezig was met oversteken op een daarvoor bestemde oversteekplaats en dat auto’s op de tegenovergestelde rijbaan stilstonden. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee sprake van aanmerkelijk onoplettend rijgedrag.
Gas geven bij oranje verkeerslicht levert schuld op
LJN: BN2056, Rechtbank Utrecht, 19 juli 2010
Verdachte wist dat hij een kruising naderde en het verkeerslicht op zijn rijbaan reeds oranje licht uitstraalde. Deze omstandigheid en het feit dat het donker en regenachtig weer was had de alertheid van verdachte moeten verhogen. Het oranje licht betekent immers: stop. In plaats daarvan is verdachte de kruising met oonverminderde snelheid opgereden. Alleen bestuurders die het verkeerslicht zo dicht genaderd zijn dat stoppen redelijkerwijs niet meer mogelijk is, mogen doorgaan.
Verdachte had het rode verkeerslicht én de auto van het slachtoffer en haar vriend echter tijdig kunnen en moeten opmerken en had daarop moeten anticiperen. Ook naar zijn zoon toe heeft hij onverantwoord gehandeld. De jongen zat immers -evenals verdachte- zonder autogordel naast hem en verdachte liet zich door hem afleiden. De rechtbank is aldus van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
Zie ook:
HR 13 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK0021:
Het Hof heeft blijkens de gebezigde bewijsmiddelen onder meer het volgende vastgesteld. De verdachte, die als bestuurder van een personenauto reed over de Provincialeweg N200, is bij het naderen van de kruising met de Oranje Nassaustraat en de Dubbele Buurt in Halfweg, welke kruising - naar de verdachte bekend was - onoverzichtelijk is en gevaarlijk waarvoor met een geel knipperlicht wordt gewaarschuwd, niet gestopt toen een in zijn richting gekeerd verkeerslicht veranderde van groen licht naar geel licht. In plaats daarvan besloot hij zijn snelheid te verhogen door gas bij te geven. De verdachte reed op dat moment op de linkerrijstrook voor het rechtdoorgaande verkeer en was bezig een op de rechterrijstrook rijdende auto, die aan het uitrollen was voor de kruising, in te halen. De verdachte is daarop met een snelheid van ten minste zeventig km per uur het kruisingsvlak opgereden, terwijl de ter plaatse toegestane snelheid vijftig km per uur bedroeg. Hij heeft vervolgens met zijn auto een voetganger geschept die aldaar aan het oversteken was.
Ontbreken van ontruimingstijd biedt geen verweer
Indien het ter plaatse van de kruising geldende verkeerslichtensysteem overeenkomstig de Richtlijnen ontruimingstijden voor Verkeersregelinstallaties zo geprogrammeerd zou zijn geweest dat tussen het op rood gaan van het voor de bus geldende verkeerslicht en het groen worden van het verkeerslicht geldend voor de motorrijder een ontruimingstijd van enkele seconden ingeregeld was zou het ongeval mogelijk niet hebben plaatsgevonden. Dat betekent evenwel niet dat tussen de rijwijze van verdachte - rijdend door rood licht met een te hoge snelheid - en het ongeval geen causaliteit meer zou bestaan. Indien verdachte immers gevolg zou hebben gegeven aan het voor hem geldende rode licht, dat nog voorafgegaan moet zijn door een oranje fase, zou hij de kruising niet zijn opgereden en niet in aanraking zijn gekomen met de motorrijder, vlg o.a. ECLI:NL:PHR:2015:686