Verbalisant hoeft alleen te beschikken over kennis en vaardigheden bediening ademanalyseapparaat
Met regelmaat voerden wij als verweer aan dat een verbalisant die uitdrukkelijk door de korpschef is aangewezen om het ademanalyseapparaat te mogen bedienen, niet bevoegd is om dat apparaat te bedienen, en dat om die reden de uitslag van de ademanalyse uitgesloten diende te worden van het bewijs. Helaas is de Hoge Raad in een uitspraak van 2 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7952 aan dit verweer voorbij gegaan. De Hoge Raad vindt het voldoende wanneer de verbalisant enkel over de vereiste kennis en vaardigheden beschikt om het ademanalyseapparaat te kunnen bedienen. Maar ook dat is iets dat nog steeds door advocaten moet worden nagegaan! Dit moet op z’n minst blijken uit een certificaat waaruit volgt dat de betrokken verbalisant de opleiding tot het bedienen van het ademanalyseapparaat met goed gevolg heeft afgerond.
Grondslag vereiste: art 7 Besluit alcoholonderzoeken
Art. 7 Besluit alcoholonderzoeken (Besluit van 5 juli 1997, Stb. 293) luidt:
“1. Het ademanalyse-apparaat wordt bediend door een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, die daartoe door de betrokken korpschef, bedoeld in artikel 24, onderscheidenlijk 38 van de Politiewet 1993, of de betrokken brigade-commandant van de Koninklijke Marechaussee is aangewezen.
2. Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid geschiedt slechts, indien de betrokken ambtenaar heeft getoond de voor het bedienen van het ademanalyse-apparaat benodigde kennis en vaardigheden te bezitten.
3. Onze Minister van Justitie kan in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Defensie nadere regels stellen omtrent de kennis en vaardigheden van de bedienende ambtenaren.”
De nota van toelichting bij het Besluit alcoholonderzoeken (oud) (Besluit van 24 september 1987, Stb. 432) houdt ten aanzien van art. 7 van dit Besluit het volgende in:
“Het gebruik van ademanalyse-apparaten voor bewijsgaring stelt specifieke eisen aan het personeel dat de apparaten moet bedienen. Aangezien het hier een voor de toepassing van de wet essentiële opsporingshandeling betreft, is bepaald dat alleen opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering als bedienaar kunnen optreden. Daarnaast is voorzien in een uitdrukkelijke aanwijzing door de betrokken politiechef of brigadecommandant van een ambtenaar die de benodigde kennis en vaardigheden bezit om met het door hem te bedienen apparaat om te gaan. Hiertoe zijn binnen de politie verschillende opleidingen in het leven geroepen. Voorshands ligt het niet in de bedoeling ter zake nadere regels vast te stellen. Het derde lid biedt echter de mogelijkheid om daartoe zo nodig over te gaan.”
Uitspraak Hoge Raad
In de genoemde uitspraak heeft de Hoge Raad het volgende overwogen:
“3.7. Het voorschrift van art. 7 Besluit alcoholonderzoeken van 5 juli 1997 strekt – mede gelet op de tekst van dat artikel en de hiervoor onder 3.5 weergegeven nota van toelichting – ertoe de juistheid te waarborgen van het resultaat van een ademanalyse door de uitvoering van een dergelijk onderzoek uitsluitend op te dragen aan opsporingsambtenaren die de benodigde kennis en vaardigheden bezitten om het ademanalyse-apparaat te bedienen. Het oordeel van het Hof komt erop neer dat ook indien ervan zou moeten worden uitgegaan dat de desbetreffende opsporingsambtenaar beschikte over de voor het bedienen van het ademanalyse-apparaat vereiste kennis en vaardigheden, de omstandigheid dat hij ten gevolge van een verzuim niet overeenkomstig art. 7 Besluit was aangewezen meebrengt dat geen sprake is geweest van een onderzoek als bedoeld in art. 8, tweede lid aanhef en onder a, WVW 1994. Dat oordeel kan niet als juist worden aanvaard.
Immers, dat enkele verzuim staat niet eraan in de weg dat het met art. 7 Besluit beoogde doel wordt bereikt.”
Zie ook: conclusie A-G bij de uitspraak van de Hoge Raad: ECLI:NL:PHR:2007:BA7952
< Terug naar Meer informatie rijden onder invloed