Urineonderzoek
Het urineonderzoek is per 1 juli 2017 geschrapt.
Het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer bevat geen regeling voor het afstaan en onderzoeken van urine. Hoewel artikel 163, achtste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 28a, negende lid, van de Scheepvaartverkeerswet, artikel 89, achtste lid, van de Spoorwegwet, artikel 48, achtste lid, van de Wet lokaal spoor en artikel 11.6, achtste lid, van de Wet luchtvaart erin voorzien dat een verdachte verplicht is aan een urineonderzoek mee te werken, ingeval om bijzondere geneeskundige redenen geen mogelijkheid bestaat om van hem bloed af te nemen, is ervan afgezien om naar analogie van de artikelen 17 tot en met 22 van het ingetrokken Besluit alcoholonderzoeken regels te stellen over de wijze waarop een urineonderzoek dient te worden uitgevoerd.
De eerste reden daarvoor is dat het urineonderzoek ongeschikt is voor het bepalen of het drugsgebruik van de verdachte hoger is dan de in artikel 3 voor die drugs vastgestelde grenswaarden. Door middel van urineonderzoek kan namelijk slechts worden vastgesteld dat de verdachte drugs heeft gebruikt, maar niet de gevolgen daarvan voor zijn rijvaardigheid. Ook ten aanzien van geneesmiddelen is het niet mogelijk om op grond van de hoogte van het gehalte in de urine de gevolgen daarvan voor zijn rijvaardigheid te bepalen. Dat is bewijsrechtelijk wel van belang omdat voor strafbaarheid op grond van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 de relatie tussen het medicijngebruik van de verdachte en de negatieve gevolgen daarvan voor zijn rijvaardigheid dienen te worden aangetoond. Deze relatie kan slechts worden gelegd als bekend is wat het medicijngehalte in het bloed van de verdachte is. Dat gehalte kan slechts door middel van bloedonderzoek worden bepaald.
Voor het vaststellen van het alcoholgehalte is een urineonderzoek tot slot op zich wel een goed middel, omdat het promillage alcohol waarmee aan het verkeer is deelgenomen, met urine kan worden vastgesteld, maar de toepassing van een dergelijk onderzoek is in de praktijk niet aan de orde omdat, zoals ook eerder in de toelichting op het onderhavige artikel is uiteengezet, er geen medische gronden zijn op grond waarvan bij de verdachte geen bloed kan worden afgenomen. Dat uitvoering van urineonderzoek niet langer mogelijk is bij personen van wie vermoed wordt dat zij onder invloed van alcohol, drugs of geneesmiddelen verkeren, zal gelet op het vorenstaande dan ook geen problemen met de bewijslast van het gebruik van die stoffen opleveren.