Termijnoverschrijding bij bloedonderzoek artikel 8 WVW – 14 dagen termijn overschreden
In het kader van het bloedonderzoek gelden bepaalde termijnen waaraan politie en justitie gebonden zijn:
- Het NFI moet het bloedonderzoek binnen 14 dagen na ontvangst van de bloedmonsters verrichten (artikel 16 lid 1 Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer);
- De politie moet vervolgens binnen een week na ontvangst van de uitslag van het NFI hiervan mededeling doen aan de verdachte (artikel 17 Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen).
[overigens moet het bloedonderzoek zelf plaatsvinden binnen 1,5 uur na het eerste contact; artikel 12 lid 3 van het Besluit]
Gevolgen termijnoverschrijding bloedonderzoek
Regelmatig zien we dat deze termijnen worden overschreden. Het is de vraag tot welke consequentie dat dan moet leiden. Voor wat betreft de 1,5 uur termijn leidt dat geregeld tot bewijsuitsluiting. Voor wat betreft de overige overschrijdingen van de termijnen, wordt dat vaak opgelost met de enkele vaststelling van het vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv., zonder dat hier een consequentie aan wordt verbonden.
zie bijv.
Geen consequentie bij overschrijding termijn
Rechtbank Amsterdam, 19 april 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:2629
De politierechter stelt voorop dat door de Hoge Raad is overwogen dat van een onderzoek als bedoeld in artikel 163 lid 4 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) slechts sprake is indien de waarborgen zijn nageleefd waarmee de wetgever dat onderzoek heeft omringd. 1 Het doel van ‘strikte waarborgen’ is om zoveel mogelijk fouten of onvolkomenheden ten nadele van verdachte uit te schakelen.2 Het gaat om waarborgen die verdachten beschermen3 en die ertoe strekken de juistheid van het resultaat van het onderzoek te waarborgen.4 Tot die waarborgen hoort bijvoorbeeld ook de verplichting om, in geval van verdenking van alcoholgebruik in het verkeer, verdachte na het afnemen van een ademanalyse te wijzen op het recht op tegenonderzoek zoals bedoeld in artikel 11 van het Besluit.5 Schending van deze verplichting brengt bewijsuitsluiting van het resultaat van het ademonderzoek mee. De reden is, dat verdachte in geval van alcoholgebruik alleen bij een bloedonderzoek dat direct op het ademonderzoek volgt, in staat is zijn verdediging tegen het resultaat van het ademonderzoek voor te bereiden. Dat kan met het oog op de betrouwbaarheid van de gemeten resultaten op geen ander moment dan direct na het uitvoeren van het ademonderzoek.
Dat ligt anders in het geval er al bloed is afgenomen, zoals in de onderhavige zaak. Bij verdachte zijn twee buisjes bloed afgenomen: een voor onderzoek, en een voor tegenonderzoek. Blijkens artikel 20 van het Besluit dient bloed ten behoeve van tegenonderzoek een half jaar bewaard te worden. Bloedonderzoek was in het onderhavige geval dus nog wel mogelijk, ook al was de termijn waarbinnen de bedoelde mededeling had moeten plaatsvinden, met zeven dagen overschreden. Verdachte heeft van tegenonderzoek geen gebruik gemaakt.
De politierechter constateert dat de beantwoording van de vraag of het voorschrift van verzending binnen zeven dagen deel uitmaakt van het stelsel van strikte waarborgen in het midden kan blijven. Voorstelbaar is dat bijvoorbeeld het in het geheel niet verzenden van bedoelde mededeling, en het daarmee onmogelijk maken van het recht op tegenonderzoek, wel degelijk bewijsuitsluiting zal opleveren. In de onderhavige zaak is dat echter niet aan de orde nu het recht op tegenonderzoek mogelijk is gebleven, en in zoverre de juistheid van het resultaat van het onderzoek toetsbaar is gebleven, zij het dat de mededeling zeven dagen later is verzonden dan het Besluit voorschrijft. In zoverre hoeft op grond van schending van een verplichting die voortvloeit uit het stelsel van strikte waarborgen, geen bewijsuitsluiting te volgen.
De vraag resteert of rekening houdend met artikel 359a Sv., een gevolg dient te worden verbonden aan de termijnoverschrijding. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de in het tweede lid van artikel 359a Sv. genoemde factoren. De eerste factor is het belang dat het geschonden voorschrift dient. De tweede factor is de ernst van het verzuim, waarbij de omstandigheden waaronder het verzuim is begaan van belang zijn. Daarbij kan de mate van verwijtbaarheid een rol spelen. De derde factor is het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. Daarbij is van belang of verdachte door het verzuim in zijn verdediging is geschaad.
Nu verdachte niet ter zitting is verschenen én hij ruiterlijk heeft toegegeven naast alcohol, ook cannabis te hebben gebruikt, is niet gebleken dat verdachte in enig belang is geschaad of nadeel heeft ondervonden. Tegenonderzoek was immers nog mogelijk, terwijl hij daarvan geen gebruik heeft gemaakt. De politierechter volstaat dan ook met de constatering van dit vormverzuim en zal daaraan geen gevolgen verbinden.
< Terug naar Meer informatie rijden onder invloed