Snelheidsmeting twee voertuigen tegelijk slechts onder strikte voorwaarden toegestaan
Heel vaak zien we dat de politie de snelheid van twee voertuigen tegelijk zegt gemeten te hebben en dan is toevallig alles precies hetzelfde. Dat kan natuurlijk niet. Een snelheidsmeting is in principe gericht op een voertuig en als de politie twee voertuigen tegelijk heeft gemeten, moeten de verbalisanten in het proces-verbaal duidelijk uitleggen hoe die beide metingen afzonderlijk zijn verlopen. Dit volgt ook uit een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, van 25 maart 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2540:
“De officier van justitie heeft zich in de appelschriftuur op het standpunt gesteld dat de kantonrechter verdachte ten onrechte heeft vrijgesproken. Hij wijst erop dat de snelheidsmeting plaatsvond met behulp van een mobiele trajectsnelheidsmeter, waarbij over een afstand van 449 meter de snelheid van het politievoertuig werd gemeten (het hof begrijpt: aan de hand van de afgelegde afstand van 449 meter en de daarvoor verstreken tijd de snelheid van het politievoertuig is berekend). De afstand tussen het voertuig en de motor van verdachte bedroeg bij aanvang van de meting 50 meter en bij het einde van de meting 80 meter. Op deze manier kon de snelheid van de motoren van verdachte en van de medeverdachte, die gelijk op reden, worden vastgesteld. Dit verklaart ook waarom de gegevens van de snelheidsmeting in het proces-verbaal exact overeenkomen met de gegevens in het proces-verbaal van de medeverdachte [medeverdachte] . Tot twijfel aan de juistheid van de meting leidt dit wat de officier van justitie betreft niet. Op de zitting van het hof heeft de advocaat-generaal zich bij dit standpunt aangesloten.
Verdachte heeft net als bij de kantonrechter verklaard dat hij aanvankelijk deel uitmaakte van een groep van ongeveer tien motorrijders. Op enig moment viel de groep uiteen. Toen een aantal van de laatste rijders probeerde om op hoge snelheid de achterstand in te lopen, werden meerdere van hen staandegehouden en hebben zij hun rijbewijs moeten inleveren. Verdachte reed samen met de medeverdachte en een derde persoon aan kop. Op de Leeuwarderstraatweg geldt een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur. Verdachte stelt deze snelheid wel te hebben overschreden, maar niet met meer dan 30 kilometer per uur en zeker niet in de mate die door de verbalisant is verklaard. Het bevreemdt verdachte dat in het proces-verbaal in het geheel niet over de andere twee motorrijders van de kopgroep wordt gerept, terwijl alle drie gelijktijdig zouden zijn gemeten. Verder is de verklaring van de verbalisant volgens verdachte op meerdere onderdelen onjuist. Zo heeft er op de Leeuwarderstraatweg op geen enkel moment een voertuig op 50 – 80 meter afstand achter hen gereden en is er geen voertuig geweest tussen de achterste groep motorrijders en de kopgroep. Verder is verdachte pas 20 kilometer verderop staandegehouden, op een plek waar verdachte met de andere twee rijders een rookpauze hield. De politie arriveerde daar pas ettelijke minuten later.
Het hof constateert met de kantonrechter dat het proces-verbaal in deze zaak wat betreft de gegevens van de meting exact overeenkomt met het proces-verbaal in de zaak van de medeverdachte, zonder dat wordt vermeld dat er meerdere voertuigen gelijktijdig zouden zijn gemeten. In een aanvullend proces-verbaal heeft de verbalisant verklaard zich de situatie niet meer te herinneren, maar wel uitgelegd dat een meting van twee voertuigen gelijktijdig in principe mogelijk is. Op hetgeen verdachte heeft opgemerkt over de achterste groep motorrijders is in het aanvullend proces-verbaal niet in gegaan. Ook over de derde persoon in de kopgroep vermeldt het aanvullend proces-verbaal niets. Het hof is van oordeel dat het dossier, waaronder het in algemene bewoordingen opgestelde aanvullende proces-verbaal, het gedetailleerde en consistent gevoerde verweer van verdachte, dat erop neer komt dat mogelijk de snelheid van een ander dan verdachte is gemeten, in onvoldoende mate weerlegt. Bij die stand van zaken heeft het hof niet de overtuiging gekregen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd, zodat het hof verdachte zal vrijspreken.”