Rijden onder invloed van lachgas
Het rijden onder invloed van lachgas is pas strafbaar als kan worden vastgesteld dat de verdachte onder zodanige invloed was van lachgas dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. Het gaat om de strafbaarstelling van het rijden onder invloed als bedoeld in artikel 8 lid 1 WVW.
Anders dan bijvoorbeeld alcohol of drugs, kent de wet geen grenswaarden voor de strafbaarstelling van rijden onder invloed van lachgas. Toch wordt het wel beschouwd als een stof, bedoeld in artikel 8 lid 1 van de Wegenverkeerswet [ verder: WVW]. De omstandigheid dat lachgas geen verboden stof in de zin van de Opiumwet is, betekent niet dat het geen psychoactief middel in de zin van paragraaf 8.8 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 kan zijn ( ECLI:NL:RBMNE:2019:673)
Deze paragraaf bevat geen limitatief bedoelde beschrijving van wat een psychoactief middel is, maar geeft wel aan dat alcohol en drugs hieronder begrepen moeten worden. Geschiktheid zoals bedoeld in deze Regeling heeft betrekking op de lichamelijke en geestelijke kwaliteiten op grond waarvan een persoon wel of niet, of voor een beperkte tijdsduur dan wel op voorwaarden, geschikt is voor het besturen van een motorrijtuig. De beoogde “recreatieve effecten” zoals gerapporteerd door gebruikers zijn onder meer een euforische stemming, auditieve en visuele hallucinaties, een versterkt effect van andere drugs, lachen en giechelen, een rare stem (laag, in tegenstelling tot helium), en minder pijn en minder onrust. Als negatieve bijwerkingen worden door gebruikers onder andere duizeligheid, een verminderd oriëntatie vermogen, en wazig zien gerapporteerd (Gezondheidsrisico’s lachgas (N2O) risicobeoordeling RIVM 2016)
Vrijspraak rijden onder invloed van lachgas
We zien in de jurisprudentie veel vrijspraken voor het rijden onder invloed van lachgas. Dit komt omdat het lastig te bewijzen is dat iemand echt niet meer tot behoorlijk besturen in staat was. Bewijs hiervoor kan eventueel worden geleverd door de waarnemingen over het rijgedrag door de verbalisanten of getuigen, of door de verklaring van de verdachte zelf. Anders wordt het heel lastig voor de officier.
Een belangrijke uitspraak hierbij is die van de rechtbank Amsterdam, 9 oktober 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:7483, waarin de politierechter ook tot een vrijspraak kwam met de volgende overweging:
"Om tot een veroordeling te kunnen komen moet dus niet alleen worden vastgesteld dat verdachte onder invloed was van lachgas, maar ook dat hij onder een zodanige invloed was dat hij niet meer goed kon rijden.
Bij de stukken bevindt zich een NFI-rapport van 7 november 2017, getiteld “Vragen naar aanleiding van het gebruik van lachgaspatronen”. In dit rapport staat onder meer dat lachgas snel wordt opgenomen via de longen en dat het analgetisch effect binnen 2 - 5 minuten optreedt na vier tot vijf ademhalingen. In het NFI-rapport staat verder over de invloed van lachgas op de rijvaardigheid vermeld, dat lachgas een stof is die waarschijnlijk een geringe of matige nadelige invloed op de rijvaardigheid heeft. Bij een hoge dosis lachgas maakt de anesthetische werking dat de omgeving slechter wordt waargenomen met desoriëntatie en mogelijk ongelukken tot gevolg. Bij testen in een rijsimulator leidt een hoge dosis lachgas - dat wil zeggen het blootstellen aan lachgas gedurende 15 tot 30 minuten - tot een verhoogd aantal fouten tijdens het rijden.
Uit het NFI-rapport volgt dus wel dat een hoge dosis lachgas effect kan hebben op de rijvaardigheid. En dat ‘een’ effect optreedt binnen 2-5 minuten bij 4 tot 5 ademhalingen. Maar de rechtbank kan uit dit NFI-rapport onvoldoende afleiden wanneer sprake is van een zodanige invloed van het gebruik van lachgas dat men niet meer tot behoorlijk besturen in staat wordt geacht. In elk geval leest de rechtbank in het NFI-rapport niet dat elk gebruik van lachgas een nadelige invloed op de rijvaardigheid heeft, en ook niet dat dit in alle gevallen zo is bij 4 tot 5 ademhalingen, zoals de officier van justitie voorstaat.
In het geval van verdachte volgt uit het dossier dat verdachte twee keer een ademhaling uit een ballon gevuld met lachgas heeft genomen terwijl hij een personenauto bestuurde. Over het rijgedrag van verdachte is niets beschreven, behalve dat hij over een doorgetrokken streep reed.
De rechtbank kan zich voorstellen dat het mogelijk is om tot een bewezenverklaring te komen indien uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt van omstandigheden waaruit naar voren komt dat de werking van lachgas het gedrag van verdachte en zijn rijvaardigheid heeft beïnvloed, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de bestuursrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 13 februari 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:673. In die zaak werd vastgesteld dat eiser lachgas had gebruikt en werd door de verbalisant waargenomen dat eiser slingerend over de weg reed en dat eiser nadat hij werd aangesproken door verbalisant traag reageerde, rood doorlopen ogen had en de verbalisant vaag aankeek.
In de onderhavige zaak wordt door de verbalisant met betrekking tot het gedrag van verdachte uitsluitend vastgesteld dat verdachte over een doorgetrokken streep rijdt. Dat is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat het ingenomen lachgas de rijvaardigheid van verdachte (nadelig) heeft beïnvloed.
De rechtbank kan dus noch op basis van de hoeveelheid ademhalingen in combinatie met het NFI-rapport, noch op basis van het rijgedrag van verdachte, vaststellen dat verdachte onder zodanige invloed was van lachgas dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht".
Ook een ongeval is vaak niet voldoende om de invloed op het rijgedrag te kunnen aannemen:
- rechtbank Den Haag, 27 november 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:12724 Invloed van lachgas op rijgedrag verdachte evenals snelheidsovertreding kunnen niet worden vastgesteld
- rechtbank Amsterdam, 14 februari 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:853: In de auto werden zeer veel lachgaspatronen aangetroffen, maar niet kan worden vastgesteld dat de bestuurder kort vóór het ongeval lachgas heeft gebruikt. Omdat het effect van lachgas van korte duur is, kan de rechtbank ook niet vaststellen dat de man heeft gereden terwijl hij onder invloed was van lachgas.
Wel veroordeling rijden onder invloed van lachgas
Er zijn echter wel wel zaken waarbij de verdachte wel werd veroordeeld voor het rijden onder invloed van lachgas. Zo zien we in de jurisprudentie o.a. zaken waarbij de verbalisanten in het proces-verbaal aangeven dat een verdachte over de weg slingerde, onverwachts van richting veranderde, niet op de eigen rijstrook bleef rijden en te hard bleef rijden. Ook de uiterlijke waarnemingen waren doorslaggevend: de verbalisanten vonden dat de verdachte traag reageerde en duf en sloom uit zijn ogen keek. Dat icm het aantreffen van een fles met lachgas, wordt vaak door de rechter als voldoende bewijs aangenomen
ZIe bijv. rb Rotterdam, 2 december 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:9580. In deze zaak gaat de rechter nog uitgebreid in op de vraag of de verdachte redelijkerwijs had moeten weten dat het inhaleren van lachgas zijn rijvaardigheid (nadelig) zou beïnvloeden. Ook deze vraag beantwoordt de politierechter bevestigend
CBR: onderzoek rijgeschiktheid en schorsing geldigheid rijbewijs
Het grootste probleem is nog wel het CBR, dat bij rijden onder invloed van lachgas meteen al een onderzoek naar de rijgeschiktheid oplegt en vaak ook tevens de geldigheid van het rijbewijs schorst. Men baseert het onderzoek dan vaak op basis van ernstig gestoord inzicht of gedrag. Dat is op zich wel een juiste grondslag om een onderzoek op te leggen, zeker wanneer dit verder wordt ondersteund door een proces-verbaal waar dit op kan worden gebaseerd (rb Midden-Nederland, 5 juni 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:2068)
Tegen een schorsing van de geldigheid van het rijbewijs kan vaak wel met succes verweer worden gevoerd.
Indien er door het CBR een onderzoek is opgelegd vanwege rijden onder invloed van lachgas, is het belangrijk dat binnen 6 weken hiertegen een bezwaarschrift wordt ingediend. Onze advocaten kunnen hierbij helpen.