Onderzoek van de psychomotorische functies en oog- en spraakfuncties
Het onderzoek van de psychomotorische functies en oog- en spraakfuncties is bedoeld als voorlopig onderzoek om iemand als verdachte aan te kunnen merken van rijden onder invloed van drugs of geneesmiddelen. Bij alcohol kan het onderzoek van de psychomotorische functies en oog- en spraakfuncties ook worden gebruikt als bijvoorbeeld iemand naar alcohol ruikt, maar de politieagent geen ademtester bij zich heeft.
Onderzoek van de psychomotorische functies en oog- en spraakfuncties in de wet
Het onderzoek van de psychomotorische functies en oog- en spraakfuncties is een van de drie controlebevoegdheden, als genoemd in artikel 160 WVW, waar de politie over beschikt om te testen op rijden onder invloed. De artikelen 4 en 5 bevatten, ter uitwerking van artikel 163, tiende lid, van de Wegenverkeerswet 1994, de voorschriften die bij de uitvoering van een onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties in acht moeten worden genomen en de waarborgen waarmee dat onderzoek is omgeven. Dat type onderzoek dient ter vaststelling van een mogelijk strafbaar drugs- of geneesmiddelengebruik en vervult de functie van voorselectiemiddel.
Artikel 4
1. Een onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties als bedoeld in artikel 160, vijfde lid, onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 is gericht op het vaststellen van de bij ministeriële regeling aangewezen uiterlijke kenmerken.
2. Het onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties wordt verricht door een opsporingsambtenaar.
3. Indien het onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties niet heeft geleid tot een geldig resultaat, kan de opsporingsambtenaar het onderzoek met toepassing van het eerste lid eenmaal opnieuw verrichten.
Artikel 5
1. Indien het onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties indiceert dat een of meer drugs of geneesmiddelen of alcohol is gebruikt, vermeldt de opsporingsambtenaar het resultaat van het onderzoek in het proces-verbaal. 2. De opsporingsambtenaar deelt het resultaat van het onderzoek direct mede aan degene bij wie het onderzoek is verricht.
Wanneer onderzoek psychomotorische functies en oog- en spraakfuncties?
Met behulp van het onderzoek psychomotorische functies en oog- en spraakfuncties kan aannemelijk worden gemaakt dat betrokkene onder invloed is van een drug of geneesmiddel.
Aanleiding voor het instellen van het onderzoek kan zijn gelegen in de constatering dat de bestuurder vreemd rijgedrag of uiterlijke kenmerken vertoont die duiden op het gebruik van drugs of geneesmiddelen terwijl het speekselonderzoek negatief was. Bij die kenmerken kan worden gedacht aan schuim om de mond of versuft gedrag. Aanleiding voor het uitvoeren van het onderzoek kan ook zijn dat een bestuurder naar alcohol ruikt, maar de opsporingsambtenaar op dat moment niet de beschikking heeft over een ademtester (zie de artikelen 6 en 7). Het onderzoek kan dan
in de plaats van het voorlopig ademonderzoek worden gehouden.
Wie moet meewerken aan onderzoek psychomotorische functies en oog- en spraakfuncties?
De uitvoeringsregels met betrekking tot het onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties zijn, zoals ook uit de formulering van artikel 4, eerste lid, blijkt, alleen van toepassing op degenen die genoemd zijn in artikel 160,lid 5 aanhef en onder a WVW 1994.
- de bestuurder van een voertuig en
- degene die aanstalten maakt een voertuig te gaan besturen.
Doordat de vordering tot medewerking aan een onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties ook gericht kan worden tot degene die aanstalten maakt een voertuig te gaan besturen, kan het onderzoek ook preventief worden toegepast om te voorkomen dat iemand die op het punt staat om een voertuig te besturen alsnog daartoe overgaat. Onder het begrip «bestuurder» valt verder ook degene die het motorrijtuig doet besturen. Dat vloeit voort uit artikel 168 WVW 1994 waarin met een bestuurder gelijk is gesteld degene die geacht wordt een
motorrijtuig onder onmiddellijk toezicht van de bestuurder te besturen.
> Meer informatie over begrip 'bestuurder'
Inhoud onderzoek psychomotorische functies en oog- en spraakfuncties
Artikel 4, eerste lid, voorziet erin dat de uiterlijke kenmerken waarop het onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraak-functies gericht kan zijn, bij ministeriële regeling worden aangewezen. Bij die uiterlijke kenmerken kan worden gedacht aan het bepalen van iemands reactiesnelheid en evenwichtsfuncties, een onderzoek van de grootte van de pupil en de reflex van de pupil op licht. Bij het verrichten van het onderzoek moet de opsporingsambtenaar op zijn waarnemingen en de interpretatie daarvan afgaan. Indien hij op basis daarvan tot de conclusie komt dat de bestuurder of degene die aanstalten maakte een voertuig te gaan besturen vermoedelijk onder invloed van alcohol, drugs of geneesmiddelen is, vermeldt hij dat op grond van artikel 5 in het proces-verbaal en meldt hij het resultaat direct aan de betrokkene.
Indien het resultaat van het onderzoek naar de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties positief is, wordt degene bij wie het onderzoek is uitgevoerd, verdacht van overtreding van artikel 8, vijfde of eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en meegenomen naar het politiebureau waar een nader adem- of een bloedonderzoek volgt dat tot doel heeft om dat resultaat te bevestigen of te ontkrachten.
Welke psychomotorische functies en oog- en spraakfuncties bij alcohol
Als uiterlijke kenmerken als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit waarop een onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties is gericht voor het verkrijgen van een vermoeden van het gebruik van alcohol, worden aangewezen:
a.de ogen: bloeddoorlopen ogen;
b.de spraak: slecht articuleren, langzaam praten, niet goed uit de woorden kunnen komen of met dubbele tong praten;
c.de motoriek: niet in rechte lijn kunnen lopen, zwalken of onvast op de benen staan.
Welke psychomotorische functies en oog- en spraakfuncties bij drugs
Als uiterlijke kenmerken als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit waarop een onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties is gericht voor het verkrijgen van een vermoeden van het gebruik van een of meer van de in artikel 2 van het Besluit aangewezen stoffen of van een of meer andere stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 dan die stoffen of alcohol worden aangewezen:
a.de ogen: wijd opengesperde ogen, waterige of wazige ogen, bloeddoorlopen ogen, heen en weer of wegrollende ogen, hangende oogleden of trillende oogleden;
b.de pupillen: groter dan 5 millimeter of kleiner dan 2 mm bij daglicht of direct licht, kleiner dan 5 millimeter in het donker, of langzaam reagerend, knipperend of geen reactie vertonend;
c.de spraak: onsamenhangende taal, woordenvloed, stamelen of stotteren;
d.de motoriek: onvast ter been, trillen, zich veelvuldig krabben, wrijven of plukken aan de kleding of bewegingsdrang.
Speekseltest als alternatief
Als de speekseltester een indicatie geeft dat de bestuurder drugs heeft gebruikt, is dat voldoende om hem te bevelen bloed af te staan. Het is dan niet nodig om bij de bestuurder een onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties uit te voeren. Uit artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994 volgt dat het bevel tot het afstaan van bloed niet kan worden gegeven aan degene die aanstalten maakte een voertuig te gaan besturen.
Gevolgen niet meewerken psychomotorische functies en oog- en spraakfuncties
Wanneer de bestuurder de verplichting om mee te werken aan een onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraak-functies niet nakomt, kan hij op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften administratiefrechtelijk of op grond van artikel 177, eerste lid, onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 strafrechtelijk worden aangepakt. Overtreding van artikel 160 van de Wegenverkeerswet 1994 levert namelijk op grond van artikel 177, eerste lid, onder a, van die wet een strafbaar feit op.