Fietser over hoofd gezien door vrachtwagen; vrijspraak artikel 5 en 6 WVW
Een ongeluk zit in een klein hoekje, zoals we wel zien in de uitspraak van de rechtbank Rotterdam.De verdachte was bestuurder van een vrachtwagen die rechtsaf sloeg en daarbij een fietser over het hoofd heeft gezien. De rechtbank overwoog dat het afslaan naar rechts met een (zwaar) voertuig is in zijn algemeenheid een risicovolle handeling, in het bijzonder voor het rechtdoorgaande verkeer op diezelfde weg, maar dat het enkele naar rechts afslaan daarmee echter nog geen handeling is als bedoeld in artikel 5 WVW, die als gevaarlijk of potentieel gevaarlijk kan worden aangemerkt. De feitelijke toedracht van het ongeval valt door de rechtbank op basis van de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht niet vast te stellen. Daarom valt evenmin vast te stellen of verdachte een hem verwijtbare verkeersfout in de zin van artikel 5 WVW heeft gemaakt (Rb Rotterdam, 22 oktober 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:8148).
Pleidooi advocaat
De advocaat heeft bepleit dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair en subsidiair tenlastegelegde. De advocaat heeft aangevoerd dat, gelet op de manoeuvres van verdachte met zijn vrachtwagen, het mogelijk is geweest dat hij het slachtoffer niet heeft kunnen waarnemen. Hij heeft er daarbij op gewezen dat het slachtoffer vermoedelijk snelheid heeft gemaakt toen verdachte met de vrachtwagen uitweek naar links teneinde goed uit te kunnen komen voor de bocht naar rechts, het zogenoemde ‘ophalen’. Volgens de advocaat heeft verdachte een fout gemaakt die iedereen wel eens maakt, de zogenoemde “onbewuste schuld”. Zijn standpunt is dat dit te weinig is voor een veroordeling ex artikel 6 van de WVW. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat het slachtoffer bloot is gesteld aan de Klebsiella-bacterie, welke bacterie ook bij het slachtoffer is aangetroffen. Het is niet ondenkbaar dat deze bacterie de oorzaak is geweest van haar overlijden. Nu het kweekmateriaal vernietigd is, omdat het kabinet van de rechter-commissaris volgens de raadsman te lang heeft gewacht voor er tot onderzoek is overgegaan, kan nooit meer vastgesteld worden of het slachtoffer aan de Klebsiella-bacterie is overleden. Daarmee blijft het onduidelijk of er causaal verband is tussen het ongeval en het overlijden van het slachtoffer. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de advocaat er op gewezen dat verdachte geen gevaar heeft veroorzaakt in de zin van artikel 5 van de WVW. Verdachte heeft alles gedaan wat van hem verwacht kon worden en niet valt uit te sluiten dat het ongeval veroorzaakt is door ondoordacht en/of onvoorzichtig rijgedrag van het slachtoffer.
Oordeel rechtbank tav artikel 5 WVW
De rechtbank spreekt verdachte eerst vrij van artikel 6 WVW, en overweegt voorts ten aanzien van artikel 5 WVW:
“Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde is van belang of verdachte gevaarzettend gedrag heeft vertoond. Voor die juridische beoordeling komt het aan op het gedrag van verdachte en moet geabstraheerd worden van de gevolgen die dat gedrag met zich heeft gebracht, hoe erg die gevolgen ook kunnen zijn en in dit geval ook daadwerkelijk zijn geweest.
Vast staat dat verdachte zijn vrachtwagen naar rechts heeft gestuurd en daarbij de bromfietser niet heeft opgemerkt. Het afslaan naar rechts met een (zwaar) voertuig is in zijn algemeenheid een risicovolle handeling, in het bijzonder voor het rechtdoorgaande verkeer op diezelfde weg. Het enkele naar rechts afslaan is daarmee echter nog geen handeling als bedoeld in artikel 5 WVW, die als gevaarlijk of potentieel gevaarlijk kan worden aangemerkt. Daarvoor is van belang of verdachte zich onder de gegeven omstandigheden van deze manoevre had behoren te onthouden. In dit concrete geval gaat het om de vraag of verdachte zich er voldoende van heeft vergewist dat hij met het afslaan geen andere verkeersdeelnemers in gevaar zou brengen en meer specifiek of hij het slachtoffer had kunnen en moeten zien.
Verdachte heeft samengevat verklaard dat hij in zijn spiegels heeft gekeken en geen verkeer heeft waargenomen. Hij heeft zijn richtingaanwijzer aangezet naar rechts en op het moment dat hij naar rechts indraaide hoorde hij een doffe klap. Daarop is hij direct gestopt, uitgestapt en zag hij aan de rechterzijde een bromfietser half onder zijn vrachtauto liggen. Verdachte heeft verklaard dat het voor hem een raadsel is waar de bromfietser vandaan is gekomen.
Naar de feitelijke toedracht van het ongeval is onderzoek gedaan. Uit de Verkeersongevallenanalyse van de politie, het rapport van het NFI en de presentatie ter terechtzitting van deskundige Van Noort volgen zes scenario’s betreffende de wijze van ontwikkeling van het ongeval. Op basis van het dossier kan de rechtbank geen enkel scenario met zekerheid uitsluiten, maar hooguit spreken in termen van waarschijnlijkheid. De rechtbank kan niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vaststellen of verdachte niet of onvoldoende in zijn rechterspiegel heeft gekeken voorafgaand aan en tijdens de manoeuvre naar rechts en of, zo verdachte al dan niet gekeken heeft, hij het latere slachtoffer op de bromfiets in zijn spiegels heeft kunnen zien, gelet op de verschillende dode hoeken van de spiegels en de duur waarop de bromfietser in die spiegels al dan niet zichtbaar zou zijn geweest. De rechtbank heeft voorts in haar overwegingen betrokken dat in de rapportages van zowel het NFI als de politie er van is uitgegaan dat het ten tijde van het ongeval reeds licht was. Dit terwijl zowel de verdachte als de getuige anders hebben verklaard. Gelet op de datum en tijdstip van het ongeval moet naar het oordeel van de rechtbank uitgegaan worden van de juistheid van de door verdachte en de getuige afgelegde verklaring en moet worden aangenomen dat het donker of in ieder geval schemerachtig was. De rechtbank stelt voorts vast dat geen onderzoek is gedaan naar de vraag of de bromfiets ten tijde van het ongeval verlichting voerde.
De feitelijke toedracht van het ongeval valt door de rechtbank op basis van de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht kortom niet vast te stellen. Daarom valt evenmin vast te stellen of verdachte een hem verwijtbare verkeersfout in de zin van artikel 5 WVW heeft gemaakt en zal de rechtbank verdachte eveneens vrijspreken van het subsidiair tenlastegelegde.”
< Terug naar Meer informatie verkeersongeval door schuld