Advocaat Verkeersstrafrecht https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/ Fri, 08 Nov 2024 05:42:27 +0000 nl hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.1.7 Ongeluk na op telefoon kijken https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/ongeluk-na-op-telefoon-kijken/ https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/ongeluk-na-op-telefoon-kijken/#respond Fri, 08 Nov 2024 05:42:27 +0000 https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/?p=4269 We zien het steeds vaker. Strafzaken waarbij een verdachte wordt vervolgd voor het op de telefoon kijken, waarna een ongeluk plaatsvindt. De officier van justitie probeert dit vaak als roekeloosheid te laten kwalificeren via de constructie met artikel 5a WVW, maar daarvoor moet minimaal ook worden vastgesteld dat de verdachte de telefoon daadwerkelijk vast heeft […]

The post Ongeluk na op telefoon kijken appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
We zien het steeds vaker. Strafzaken waarbij een verdachte wordt vervolgd voor het op de telefoon kijken, waarna een ongeluk plaatsvindt. De officier van justitie probeert dit vaak als roekeloosheid te laten kwalificeren via de constructie met artikel 5a WVW, maar daarvoor moet minimaal ook worden vastgesteld dat de verdachte de telefoon daadwerkelijk vast heeft gehad. Alleen de aanrakingen van de telefoon is onvoldoende voor het bewijs. Dat zien we o.a. in de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, 15 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7500.

De rechtbank overwoog als volgt:

De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.

Op 4 maart 2021 omstreeks 17:53 uur reed een personenauto (Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] ) in Amsterdam over de Wolbrantskerkweg, komend uit de richting van de Tussen Meer en gaand in de richting van de Pieter Calandlaan.1 De bestuurder van een fiets reed op de fietsoversteekplaats van de Wolbrantskerkweg, komend uit de richting van het Stadspark Osdorp en gaand in de richting van de Roosje Vosstraat.2 Gezien vanuit de bestuurder van de personenauto stak de fiets van links naar rechts over.3

Op de fietsoversteekplaats ontstond een aanrijding tussen de personenauto en de fietser.4 Als gevolg daarvan heeft de fietser, [slachtoffer]5, hevig letsel opgelopen. Zij is naar het ziekenhuis overgebracht, waar zij de volgende dag is overleden aan de gevolgen van de opgelopen verwondingen.6

Het verkeersongeval heeft plaatsgevonden op een (nagenoeg) recht weggedeelte van de Wolbrantskerkweg. De rijbaan bestaat uit twee rijstroken bedoeld voor verkeer in tegengestelde rijrichtingen. Op het wegdek, op de rijstrook waar de personenauto heeft gereden, is vóór de fiets- en voetgangersoversteekplaats blokmarkering aangebracht. Na de voetgangersoversteekplaats bevindt zich de fietsoversteekplaats aangeduid door middel van kanalisatiestrepen op het wegdek7.

Het zicht vanuit de personenauto op de plaats van de aanrijding werd niet belemmerd. Het zicht naar rechts, vanuit de rijrichting van de fiets werd beperkt door het hekwerk en auto’s die parallel aan de Wolbrantskerkweg in parkeervakken waren geparkeerd.8

Op het wegdek van het fietspad in de rijrichting van de fietser bevonden zich haaientanden. Ook was er een verkeersbord aan de rechterzijde van het voetpad waar ook fietsen is toegestaan, inhoudende ‘verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg’.9 Op camerabeelden is zichtbaar dat de fietser de fietsoversteekplaats naderde zonder zichtbaar snelheid te verminderen.10

De personenauto is na het verkeersongeval doorgereden, vervolgens gedraaid en is aan de andere zijde van de rijbaan, tegengesteld aan de oorspronkelijke rijrichting, tot stilstand gebracht.11

Verdachte was bestuurder van de personenauto. Hij was beginnend bestuurder en kende de omgeving goed.12

Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 50 kilometer per uur.13 Op basis van de plaats waar de fiets en het slachtoffer na het ongeval zijn aangetroffen heeft het NFI berekend dat verdachte op het moment van de aanrijding tussen de 50 en 70 kilometer per uur reed.14 Op basis van camerabeelden heeft het NFI berekend dat verdachte tot iets minder dan 30 meter vóór de plaats van het ongeval over een afstand van 55 meter met een gemiddelde snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur heeft gereden.15 Verdachte heeft verklaard dat hij kort voor de aanrijding heeft geremd, maar dat het toen al te laat was.16

Het wegdek was ten tijde van het ongeval droog. Het ongeval vond plaats tussen zonsopgang en zonsondergang plaats en de straatverlichting was in werking.17

Het exacte tijdstip van de aanrijding kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld. Weliswaar is de aanrijding vastgelegd op camerabeelden die zijn voorzien van een tijdstip, maar niet is onderzocht hoe de ‘beeldtijd’ op de camerabeelden zich verhoudt tot de werkelijke tijd. Uit de telefoon van verdachte (waarvan vaststaat dat die de werkelijke tijd weergeeft) blijkt dat verdachte het alarmnummer 112 heeft gebeld op een tijdstip dat ligt vóór het ‘beeldtijdstip’ van het ongeval op de camerabeelden. De rechtbank gaat er daarom van uit dat het beeldtijdstip niet overeenkomt met de werkelijke tijd.

Om 17.50.24 heeft verdachte het bericht ‘Niet eens carplay’ verstuurd en om 17.51.20 uur ‘Stilte Gaddo’. Om 17.52.09 uur is het telefooncontact ‘ [naam 1] van Coolblue’ gecreëerd en om 17.52.23 uur het contact ‘112’. Om 17.52.23 uur heeft verdachte geprobeerd 112 te bellen.18

Uit de onderzoeksbevindingen kan niet worden afgeleid of verdachte ten tijde van de hiervoor beschreven handelingen zijn telefoon heeft vastgehouden of dat hij deze ‘handsfree’ bediende.

3.3.2.
Heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 6 WVW?

Feitelijke toedracht

Verdachte is als beginnend bestuurder en terwijl hij ter plaatse bekend was, met een snelheid die veel hoger was dan de toegestane snelheid van 50 kilometer per uur de kruising van de Wolbrantskerkweg en het Hoekenespad genaderd. Op deze kruising is hij tegen het slachtoffer [slachtoffer] aangereden die vervolgens aan haar verwondingen is overleden.

Aan zijn schuld te wijten?

Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 6 WVW, is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Dat betekent in de eerste plaats dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van verdachte en de aanrijding. Dat is naar het oordeel van de rechtbank het geval. Verdachte heeft binnen de bebouwde kom fors te hard gereden. Kort voor de aanrijding reed hij met een gemiddelde snelheid van 100 kilometer per uur. Daarmee overschreed hij niet alleen de maximumsnelheid, maar reed hij ook veel harder dan voor een veilige verkeerssituatie ter plaatse gewenst was. Extra kwalijk hieraan vindt de rechtbank dat hij de omgeving kende en dus wist dat hij een fiets- en voetgangersoversteekplaats naderde. Verdachte is daarmee ernstig tekort geschoten in de voorzichtigheid en oplettendheid die van verkeersdeelnemers wordt verwacht.

In de tweede plaats moet de verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos handelen, wat geldt als de zwaarste vorm van schuld. De officier van justitie heeft die zwaarste schuldvorm ten laste gelegd en de rechtbank zal dus moeten beoordelen of daarvan sprake is.

Roekeloosheid

Met de ‘Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten’ heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank begrijpt deze bepaling zo, dat zij dient te beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid.

Artikel 5a WVW

De rechtbank moet beoordelen of verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.

a. a) De verkeersregels

De rechtbank heeft al vastgesteld dat de verdachte de maximumsnelheid fors heeft overschreden. Deze gedraging is in artikel 5a, eerste lid, WVW uitdrukkelijk benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels. De verdachte heeft dus de verkeersregels geschonden, als bedoeld in dat artikel.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan een schending van de verkeersregels als bedoeld in artikel 5a, eerste lid, WVW doordat hij tijdens het rijden zijn mobiele telefoon heeft gebruikt. De officier van justitie wijst hierbij op de berichten die verdachte kort voor de aanrijding heeft verstuurd, en de omstandigheid dat hij, 14 seconden voordat hij probeert 112 te bellen, een contactpersoon ‘ [naam 1] van Coolblue’ in zijn telefoon opslaat.

De rechtbank overweegt het volgende. In artikel 5a, eerste lid, onder k, WVW is opgenomen: ‘tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden’. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat voor deze formulering is aangesloten bij de terminologie van artikel 61a van het RVV (Kamerstukken II 2018/19, 35 086, nr. 6). Dit verbod ziet uitdrukkelijk op het vasthouden van apparatuur tijdens het besturen en niet op het feitelijk gebruik van de apparatuur of het gebruik van applicaties.

Ook in de jurisprudentie19 is onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis overwogen dat de regelgever er bewust voor heeft gekozen om slechts het vasthouden van de mobiele telefoon te verbieden en dat dit niet betekent dat het bedienen van een mobiele telefoon tijdens het rijden niet is toegestaan, als de telefoon niet wordt vastgehouden. Voor zover het telefoneren, dan wel het bedienen van de mobiele telefoon gevaarlijk wordt geacht, wat daar verder ook van zij, heeft de regelgever dit niet verboden.

De rechtbank leidt uit het voorgaande af, dat het enkele bedienen van een mobiele telefoon tijdens het rijden, als niet kan worden vastgesteld dat de bestuurder de telefoon heeft vastgehouden, geen gedraging is die valt onder artikel 5a, eerste lid, WVW.

Op basis van het voorliggende dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte zijn mobiele telefoon heeft vastgehouden tijdens het rijden. Het onderzoek naar de telefoon van verdachte geeft hier geen uitsluitsel over. In dit onderzoek zijn immers alleen de gegevens uit de telefoon van verdachte uitgelezen. De rechtbank twijfelt niet aan de juiste weergave van die gegevens, maar op basis van het proces-verbaal daarover wordt geen inzicht verkregen in de vraag of het gebruik van de telefoon door verdachte handmatig is gebeurd en of verdachte daarbij zijn telefoon in zijn hand heeft vastgehouden.

Verdachte heeft verklaard dat hij zijn telefoon niet heeft vastgehouden tijdens het rijden. Er zijn geen getuigen die daarover hebben verklaard en ook anderszins valt dat achteraf niet meer door nader onderzoek vast te stellen. Uit het enkele aanmaken van het contact ‘ [naam 1] van Coolblue’ in de telefoon van verdachte, kan niet worden afgeleid, dat verdachte ten tijde van de aanrijding, zijn telefoon heeft vastgehouden.

Dit betekent dat hoewel de rechtbank wel bewezen vindt dat verdachte tijdens het rijden zijn mobiele telefoon heeft bediend (en dus geen geloof hecht aan zijn verklaring ter zitting dat hij op Tussen Meer een tijdje heeft stilgestaan en daar het laatste bericht ‘Stilte Gaddo’ heeft verstuurd), niet bewezen kan worden dat hij een mobiele telefoon heeft vastgehouden. Daarmee valt deze gedraging niet onder de schendingen van de verkeersregels als bedoeld in artikel 5a WVW en kan dit niet bijdragen aan het aannemen van roekeloosheid als bedoeld in dat artikel. Het voorwaardelijk verzoek van de officier van justitie om nader onderzoek te laten verrichten, indien de rechtbank haar standpunt ten aanzien het gebruik van de telefoon en haar daaraan verbonden conclusie van roekeloosheid niet zou volgen, wordt daarom afgewezen.

b) In ernstige mate

Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen.

In deze zaak gaat het om het overschrijden van de maximumsnelheid met 50 kilometer per uur op een weg binnen de bebouwde kom. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.

c) Opzettelijk

Voor roekeloosheid is vereist dat het opzet van de verdachte zowel gericht is geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.

De officier van justitie heeft aangevoerd dat sprake is van opzet nu het rijden met een veel te hoge snelheid binnen de bebouwde kom niet anders dan opzettelijk kan zijn gedaan. De rechtbank deelt het standpunt dat daarmee vaststaat dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld, maar daarmee is nog niet voldaan aan het vereiste van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. De voorbeelden die de officier van justitie heeft aangehaald uit de jurisprudentie, waarbij dat dubbele opzet wel aanwezig is geacht, zijn niet vergelijkbaar met de huidige zaak. In die aangehaalde voorbeelden is namelijk telkens sprake van een samenstel van zeer ernstige overtredingen van de verkeersregels. In deze zaak is dat niet het geval. Onder omstandigheden kan ook uit één enkele zeer forse snelheidsovertreding opzet op het in ernstige mate overtreden van de verkeersregels worden afgeleid. Die situatie doet zich hier niet voor.

De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet aan het vereiste dubbele opzet is voldaan. Daarmee kan roekeloosheid in de zin van artikel 5a van de WVW niet worden vastgesteld. Verdachte wordt van dit onderdeel vrijgesproken.

De rechtbank merkt de mate van schuld van verdachte aan als zeer onvoorzichtig.

The post Ongeluk na op telefoon kijken appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/ongeluk-na-op-telefoon-kijken/feed/ 0
Rijden onder invloed na bevel verplaatsen auto / scooter niet strafbaar https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/rijden-onder-invloed-na-bevel-verplaatsen-auto-scooter-niet-strafbaar/ https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/rijden-onder-invloed-na-bevel-verplaatsen-auto-scooter-niet-strafbaar/#respond Mon, 04 Nov 2024 23:01:14 +0000 https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/?p=4265 Stel uw auto staat verkeerd geparkeerd en de politie draagt u op om de auto te verplaatsen, niet wetende dat u gedronken had. U volgt het bevel op en daarna wordt u aangehouden vanwege rijden onder invloed. In zo’n situatie hebt u weliswaar inderdaad gereden onder invloed, maar bent u niet strafbaar omdat u een […]

The post Rijden onder invloed na bevel verplaatsen auto / scooter niet strafbaar appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
Stel uw auto staat verkeerd geparkeerd en de politie draagt u op om de auto te verplaatsen, niet wetende dat u gedronken had. U volgt het bevel op en daarna wordt u aangehouden vanwege rijden onder invloed. In zo’n situatie hebt u weliswaar inderdaad gereden onder invloed, maar bent u niet strafbaar omdat u een bevoegd gegeven bevel van een politieagent hebt opgevolgd en daar moet u dan feitelijk naar luisteren. Het opvolgen van een bevoegd gegeven ambtelijk bevel is een rechtvaardigingsgrond en leidt tot een ontslag van rechtsvervolging. Dat betekent dat u dan niet strafbaar bent.

Het zijn vrij unieke zaken, maar in de jurisprudentie zien we wel voorbeelden van een ontslag van rechtsvervolging vanwege het opvolgen van een bevoegd gegeven ambtelijk bevel.

Bevel politie aan passagier om door te rijden op brommer

Gerechtshof Den Haag, 21 augustus 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:2088
Blijkens het dossier liggen aan het bewezenverklaarde de volgende relevante feiten en omstandigheden ten grondslag.
Een surveillant van politie belast met een alcoholcontrole op de Sandtlaan te Katwijk zag drie personen op een snorfiets aan komen rijden. Hij zag dat een meisje op dat moment als bestuurder optrad. Hij gaf haar een stopteken, waarna zij op enige afstand van hem stopte. De bestuurster en het andere meisje dat op de snorfiets zat stapten af en de verdachte bleef op de snorfiets zitten. Hierop riep de opsporingsambtenaar met luide stem naar ‘de personen’ om naar hem toe te komen. Daarna reed de verdachte op de bromfiets naar hem toe, waarna de verdachte een blaastest moest doen waaruit zijn – voor een bestuurder niet toegestane – alcoholpromillage bleek. Het hof leidt hieruit af dat de politiesurveillant de verdachte, terwijl die op korte afstand van de politiesurveillant op een bromfiets zat, bevolen heeft naar hem toe te komen. Dit is een ambtelijk bevel als bedoeld in artikel 43, eerste lid, Sr. De verdachte heeft aan dit bevel voldaan door naar de politiesurveillant toe te rijden. De agent heeft niet gezegd dat de verdachte – die ten tijde van dit bevel nog als enige op de bromfiets zat, moest afstappen. Nu de wijze waarop de verdachte naar de politiesurveillant toe moest komen niet kenbaar is gemaakt resteert het ‘kale’, met luide stem gegeven, bevel om (naar het hof begrijpt: onmiddellijk) naar de politiesurveillant te gaan. Aan dit ambtelijk bevel, gegeven door het daartoe bevoegde gezag, heeft de verdachte terstond voldaan. De ‘onduidelijkheid’ van het bevel komt onder deze omstandigheden voor rekening van de politie en niet van de verdachte. Dat nadien, toen bleek dat de verdachte onder invloed was van alcohol, aan hem duidelijk is gemaakt dat hij dat korte stukje niet rijdend had mogen afleggen, maakt dat niet anders.
Het hof acht het bewezenverklaarde daarom niet strafbaar en ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging.

The post Rijden onder invloed na bevel verplaatsen auto / scooter niet strafbaar appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/rijden-onder-invloed-na-bevel-verplaatsen-auto-scooter-niet-strafbaar/feed/ 0
Zekere mate van concreet gevaarscheppend gedrag vereist https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/zekere-mate-van-concreet-gevaarscheppend-gedrag-vereist/ https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/zekere-mate-van-concreet-gevaarscheppend-gedrag-vereist/#respond Wed, 18 Sep 2024 14:12:53 +0000 https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/?p=4249 Het enkele feit dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, is vaak onvoldoende voor een overtreding van artikel 5 WVW. Uit de jurisprudentie volgt dat uit het bewijs een zekere mate van concreet gevaarscheppend gedrag is vereist. In de praktijk zien we vaak dat officieren en rechters vanuit het gevolg terug redeneren. Er heeft dan een ongeval […]

The post Zekere mate van concreet gevaarscheppend gedrag vereist appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
Het enkele feit dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, is vaak onvoldoende voor een overtreding van artikel 5 WVW. Uit de jurisprudentie volgt dat uit het bewijs een zekere mate van concreet gevaarscheppend gedrag is vereist. In de praktijk zien we vaak dat officieren en rechters vanuit het gevolg terug redeneren. Er heeft dan een ongeval plaatsgevonden (en de de verdachte was onder invloed), dus dan moet hij ook wel gevaar op de weg hebben veroorzaakt, maar zo werkt dat niet. Uit het bewijs zelf moet een concreet gevaarlijk rijgedrag blijken.

Zie bijv. de uitspraak van de rechtbank Rb Gelderland 9 januari 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:95:

“Met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt. Om tot een veroordeling voor overtreding van artikel 5 WVW te kunnen komen, moet sprake zijn van zodanige gedragingen van verdachte dat gevaar en/of hinder wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt. Dit ‘gevaar’ heeft betrekking op de veiligheid op de weg en is gelegen in een reële kans op een ongeval. Artikel 5 WVW stelt als minimumeis een zekere mate van concreet gevaarscheppend gedrag. Er moet ten minste enige verwijtbaarheid kunnen worden vastgesteld. Hij die zich in het verkeer van een gevaar bewust behoort te zijn, moet zichzelf in de gelegenheid stellen vast te stellen dat dit gevaar zich niet voordoet (Hoge Raad 23 oktober 1962, VR 1963 en Hoge Raad 7 juni 2005, NJ 2005, 435).

Ook in het kader van het subsidiair tenlastegelegde kan de rechtbank enkel vaststellen dat verdachte onder invloed van alcohol verkeerde en een verkeersongeval heeft veroorzaakt doordat hij met zijn auto in een slip raakte. Of bij verdachte daaraan voorafgaand sprake is geweest van een zekere mate van concreet gevaarscheppend, en daarmee verwijtbaar, gedrag kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld. De enkele omstandigheid dat hij onder invloed van alcohol verkeerde, is daarvoor ook hier onvoldoende. Een andere conclusie op dit punt zou neerkomen op redeneren vanuit de gevolgen. De rechtbank zal verdachte daarom eveneens vrijspreken van het subsidiair tenlastegelegde.

The post Zekere mate van concreet gevaarscheppend gedrag vereist appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/zekere-mate-van-concreet-gevaarscheppend-gedrag-vereist/feed/ 0
IJktabel verplicht bij boordsnelheidsmeting https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/ijktabel-verplicht-bij-boordsnelheidsmeting/ https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/ijktabel-verplicht-bij-boordsnelheidsmeting/#respond Wed, 22 May 2024 15:47:34 +0000 https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/?p=4237 Als er een snelheidsmeting is gedaan via de boordsnelheidsmeter is het verplicht dat een ijktabel in het dossier van de rechter zit. Als dat niet het geval, moet vrijspraak volgen bij een betwisting van de snelheidsmeting. Dat volgt uit de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 mei 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:3325. Het gerechtshof overwoog in deze […]

The post IJktabel verplicht bij boordsnelheidsmeting appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
Als er een snelheidsmeting is gedaan via de boordsnelheidsmeter is het verplicht dat een ijktabel in het dossier van de rechter zit. Als dat niet het geval, moet vrijspraak volgen bij een betwisting van de snelheidsmeting. Dat volgt uit de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 mei 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:3325. Het gerechtshof overwoog in deze zaak het volgende:

“De verdediging heeft de juistheid van de snelheidsmeting betwist. Nu zich in het dossier geen ijktabel van de boordsnelheidsmeter bevindt, kan het hof niet met voldoende zekerheid vaststellen hoe hard verdachte heeft gereden. Het hof heeft daardoor uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.”

The post IJktabel verplicht bij boordsnelheidsmeting appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/ijktabel-verplicht-bij-boordsnelheidsmeting/feed/ 0
Alleen een opzettelijke weigering van de ademanalyse is strafbaar https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/alleen-een-opzettelijke-weigering-van-de-ademanalyse-is-strafbaar/ https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/alleen-een-opzettelijke-weigering-van-de-ademanalyse-is-strafbaar/#respond Mon, 06 May 2024 08:09:32 +0000 https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/?p=4233 Alleen een opzettelijke weigering van de ademanalyse is strafbaar. Dat volgt uit het bestanddeel ‘weigeren’. In een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam, 5 januari 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:27 waarin het hof oordeelde dat het weigeren van de ademanalyse enkel strafbaar is indien sprake is van opzet. Uit het dossier bleek onvoldoende welke concrete omstandigheden maken dat daaruit […]

The post Alleen een opzettelijke weigering van de ademanalyse is strafbaar appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
Alleen een opzettelijke weigering van de ademanalyse is strafbaar. Dat volgt uit het bestanddeel ‘weigeren’. In een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam, 5 januari 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:27 waarin het hof oordeelde dat het weigeren van de ademanalyse enkel strafbaar is indien sprake is van opzet. Uit het dossier bleek onvoldoende welke concrete omstandigheden maken dat daaruit feitelijk kan worden afgeleid dat de verdachte opzettelijk de ademanalyse weigerde.

Het hof overwoog als volgt:

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat het strafbare feit is voltooid op het moment dat er geen goede ademtest kan worden afgenomen, tenzij er sprake is van een bijzondere geneeskundige reden als bedoeld in artikel 163 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), hetgeen in onderhavige zaak niet het geval is. Voor een bewezenverklaring is, aldus de advocaat-generaal, geen opzet vereist.

De raadsman heeft aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities bepleit dat de verdachte van het aan hem tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.

Het hof stelt voorop dat overtreding van artikel 163, tweede lid, WVW 1994 ingevolge artikel 176, derde lid in verbinding met artikel 178, eerste lid, WVW 1994, als misdrijf strafbaar is gesteld. Het weigeren van de ademanalyse, is, anders dan de advocaat-generaal heeft gesteld, enkel strafbaar indien sprake is van opzet (vgl. ECLI:NL:HR:2007:AZ6664).

Naar het oordeel van het hof blijkt uit het dossier onvoldoende welke concrete omstandigheden

-waaronder het gedrag van de verdachte – maken dat daaruit feitelijk kan worden afgeleid dat de verdachte opzettelijk de ademanalyse heeft geweigerd. In het proces-verbaal van de politie staat vermeld dat aan de verdachte na eerste mislukte pogingen is uitgelegd dat hij goed zijn best moet doen, dat hij moet uitademen op het ademanalyseapparaat en niet voorafgaand aan zijn blaaspoging, en voorts dat de verbalisant zag en hoorde dat de verdachte meermalen, ondanks de aanwijzingen, geen goed ademmonster kon produceren. Daaruit valt niet af te leiden dat de verdachte opzettelijk geweigerd heeft en evenmin dat hij het opzet daarop in voorwaardelijke zin heeft gehad. De verdachte moet aldus worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.”

The post Alleen een opzettelijke weigering van de ademanalyse is strafbaar appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/alleen-een-opzettelijke-weigering-van-de-ademanalyse-is-strafbaar/feed/ 0
Met buitenlands rijbewijs kan in Nederland ongeldig verklaard rijbewijs niet worden omzeild https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/met-buitenlands-rijbewijs-kan-in-nederland-ongeldig-verklaard-rijbewijs-niet-worden-omzeild/ https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/met-buitenlands-rijbewijs-kan-in-nederland-ongeldig-verklaard-rijbewijs-niet-worden-omzeild/#respond Fri, 16 Feb 2024 13:53:59 +0000 https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/?p=4227 Is het mogelijk om met een in het buitenland gehaald rijbewijs in Nederland te rijden, terwijl het Nederlandse rijbewijs eerder ongeldig is verklaard en nog steeds ongeldig is. Die vraag krijgen we vaker. Het antwoord daarop is nee. Ook dat wordt gezien als het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs.. In HR 24 januari 2024,  […]

The post Met buitenlands rijbewijs kan in Nederland ongeldig verklaard rijbewijs niet worden omzeild appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
Is het mogelijk om met een in het buitenland gehaald rijbewijs in Nederland te rijden, terwijl het Nederlandse rijbewijs eerder ongeldig is verklaard en nog steeds ongeldig is. Die vraag krijgen we vaker. Het antwoord daarop is nee.
Ook dat wordt gezien als het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs..

In HR 24 januari 2024,  ECLI:NL:HR:2023:69 overwoog de Hoge Raad als volgt:

“Het cassatiemiddel berust op de opvatting dat de bestuurder van wie het Nederlandse rijbewijs ongeldig is verklaard maar die daarnaast beschikt over een geldig buitenlands rijbewijs, zich niet schuldig maakt aan het strafbare feit van artikel 9 lid 2, eerste volzin, WVW 1994. Deze opvatting is onjuist.”

In de conclusie bij dit arrest wordt uitvoeriger hierop ingegaan:

6De tenlastelegging in deze zaak is toegesneden op de eerste volzin van art. 9 lid 2 WVW 1994. Ter beantwoording van de vraag of die strafbepaling ook toepassing kan vinden indien iemand naast zijn Nederlandse rijbewijs ook over een buitenlands rijbewijs beschikt, is zowel een grammaticaal perspectief als het perspectief van de ratio legis mogelijk. Voor wat betreft dat eerste merk ik op dat voor strafbaarheid op grond van de eerste volzin van art. 9 lid 2 WVW 1994 wordt vereist dat “een” op naam van de verdachte gesteld rijbewijs ongeldig is “verklaard”. Van belang is het gebruik van het woord “een”, dat als telwoord (één) kan worden begrepen. Wanneer het als telwoord wordt gelezen vereist art. 9 lid 2 slechts dat één rijbewijs van de verdachte ongeldig is verklaard (dus niet: al zijn rijbewijzen). Deze lezing brengt dan mee dat het voor strafbaarheid op grond van art. 9 lid 2 WVW 1994 niet disculperend werkt als de verdachte nog over een alternatief – buitenlands3 – rijbewijs beschikt.

3.7Ditzelfde resultaat wordt bereikt als het woord “een” als een onbepaald lidwoord wordt gelezen. In dit verband wijs ik er op dat de in art. 9 lid 2 WVW gebezigde formulering correspondeert met het systeem van vordering en ongeldigverklaring uit de artikelen 130-134 WVW 1994. Deze artikelen maken eerst de invordering van het rijbewijs mogelijk (art. 130 lid 2 WVW) 1994 en vervolgens, al dan niet na een onderzoek, de ongeldigverklaring van dat rijbewijs (art. 132 lid 2 of art. 134 lid 2 WVW 1994). Afgaande op de wettekst is dus – wat de Wegenverkeerswet 1994 betreft4– niet (langer) vereist dat het ongeldig verklaarde rijbewijs een bepaaldelijk aan te wijzen Nederlands rijbewijs is, afgegeven door een Nederlandse autoriteit. Het kan – zo stellen art. 9 lid 9 en art. 134 lid 9 WVW 1994 nog eens buiten twijfel – ook om een buitenlands rijbewijs gaan. Dit sluit aan bij de – hieronder nog te bespreken – ratio van de wet, die er kort gezegd toe strekt om mensen die gebleken onvoldoende rijvaardig of –geschikt zijn te verbieden achter het stuur plaats te nemen.

3.8Eerst nog het gebruik van het begrip “ongeldig is verklaard”. In dit begrip is het verschil in strafbaarheid tussen de eerste en de tweede volzin van art. 9 lid 2 WVW 1994 gelegen (de tweede volzin vereist dat iemands rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren). Voor strafbaarheid op grond van de eerste volzin is aldus een actieve handeling nodig. Dit vereiste van de actieve handeling van ongeldigverklaring maakt opnieuw duidelijk dat het voor strafbaarheid niet doorslaggevend is of iemand wel of niet een rijbewijs in zijn bezit heeft, maar dat strafbaarheid afhangt van de vraag of iemands rijbewijs door de handeling van ongeldigverklaring is getroffen. Waar dit enerzijds meebrengt dat iemand zonder geldig rijbewijs (bijvoorbeeld omdat dit is verlopen) niet strafbaar kan zijn op grond van art. 9 lid 2 WVW 1994, is de spiegelbeeldige consequentie hiervan ook dat iemand strafbaar kan zijn omdat een van zijn rijbewijzen ongeldig is verklaard, ongeacht de vraag of hij naast dat rijbewijs nog over andere rijbewijzen beschikte.

3.9Al met al wijst opname in de delictsomschrijving van zowel het woord “een” – zowel wanneer dit als telwoord als wanneer dit als onbepaald lidwoord wordt gelezen – als het woord “ongeldigverklaard” er dus op dat het voor strafbaarheid op de voet van art. 9 lid 2 WVW 1994 niet uitmaakt of iemand nog beschikt over een (niet door de ongeldigverklaring getroffen) alternatief geldig rijbewijs.5

3.10Deze grammaticale uitleg van art. 9 lid 2 WVW 1994 sluit naar het mij voorkomt aan bij (de ratio van) het systeem van de Wegenverkeerswet 1994. Dit systeem komt erop neer dat indien het vermoeden rijst dat iemand onvoldoende rijvaardig of rijgeschikt is, onmiddellijk kan worden opgetreden door invordering van het rijbewijs (art. 130 lid 2 WVW 1994), waarna het die persoon verboden is een motorrijtuig te besturen (art. 9 lid 4 WVW 1994). Wanneer het gerezen vermoeden vervolgens wordt bevestigd in een onderzoek (art. 134 lid 2 WVW 1994), of door niet-medewerking aan zo’n onderzoek niet wordt weerlegd (art. 132 lid 2 WVW 1994) volgt ongeldigverklaring. De ratio die uit dit systeem spreekt strekt tot bescherming van de verkeersveiligheid tegen onvoldoende rijvaardige of rijgeschikte bestuurders. Het zou niet bij die ratio passen als iemand ten aanzien van wie het vermoeden van onvoldoende rijvaardigheid of -geschiktheid is gerezen, of indien dit vermoeden niet is weerlegd of is bevestigd, via de omweg van het aanhouden van een niet-Nederlands rijbewijs alsnog zou mogen rijden. Of iemand hierover beschikt zal over het algemeen op het moment van invordering of ongeldigverklaring ook moeilijk vast te stellen zijn, waardoor er onzekerheid zou kunnen blijven bestaan over de vraag of iemand nog gerechtigd is een motorrijtuig te besturen. Bovendien zou een andere dan de hier door mij verdedigde opvatting meebrengen dat iemand wiens rijbewijs ongeldig is verklaard de in Nederland geldende en met waarborgen omgeven procedure voor het aanvragen van een nieuw rijbewijs zou kunnen afsnijden door het aanvragen van een rijbewijs in het buitenland. Dit lijkt mij onwenselijk.”

The post Met buitenlands rijbewijs kan in Nederland ongeldig verklaard rijbewijs niet worden omzeild appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/met-buitenlands-rijbewijs-kan-in-nederland-ongeldig-verklaard-rijbewijs-niet-worden-omzeild/feed/ 0
Bevel meewerken bloedonderzoek na niet voltooide ademanalyse moet minimaal door brigadier worden gedaan – anders geen weigering https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/bevel-meewerken-bloedonderzoek-na-niet-voltooide-ademanalyse-moet-minimaal-door-brigadier-worden-gedaan-anders-geen-weigering/ https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/bevel-meewerken-bloedonderzoek-na-niet-voltooide-ademanalyse-moet-minimaal-door-brigadier-worden-gedaan-anders-geen-weigering/#respond Tue, 05 Dec 2023 15:21:11 +0000 https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/?p=4201 Bij een weigering van het meewerken aan een bloedonderzoek moet u altijd goed opletten of het bevel om mee te werken is gedaan door minimaal een brigadier. In de praktijk zien we vaak dat ook hoofdagenten bevelen om mee te werken aan het bloedonderzoek, maar dat is niet juist. Het werkt als een tweetrapsraket. In […]

The post Bevel meewerken bloedonderzoek na niet voltooide ademanalyse moet minimaal door brigadier worden gedaan – anders geen weigering appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
Bij een weigering van het meewerken aan een bloedonderzoek moet u altijd goed opletten of het bevel om mee te werken is gedaan door minimaal een brigadier. In de praktijk zien we vaak dat ook hoofdagenten bevelen om mee te werken aan het bloedonderzoek, maar dat is niet juist.

Het werkt als een tweetrapsraket. In artikel 163 lid 4 WVW wordt dan omschreven idat de verbalisant  de verdachte moet vragen of hij toestemming geeft om mee te werken aan een bloedonderzoek.Als hij daaraan niet meewerkt, moet er op grond van art 163 lid 5 WVW een brigadier komen of hoger die dan een bevel tot medewerking geeft.

In art. 163, lid 5, WVW staat het volgende:
Indien de bestuurder zijn op grond van het vierde lid gevraagde toestemming niet verleent, kan de officier van justitie, een hulpofficier van justitie of een van de daartoe bij regeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, hem bevelen zich te onderwerpen aan een bloedonderzoek.
Als ambtenaren als bedoeld in artikel 163, vijfde en zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 28a, zesde, negende en tiende lid, van de Scheepvaartverkeerswet, artikel 89, vijfde, achtste en negende lid, van de Spoorwegwet, artikel 48, vijfde, achtste en negende lid, van de Wet lokaal spoor en artikel 11.6, vijfde, achtste en negende lid, van de Wet luchtvaart worden aangewezen de ambtenaren van politie die in schaal 8 of hoger zijn benoemd.

In het geval, bedoeld in het derde lid, dan wel indien de medewerking van de verdachte niet heeft geleid tot een voltooid ademonderzoek, kan de opsporingsambtenaar de verdachte vragen of hij zijn toestemming geeft tot het verrichten van een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, en artikel 8, derde lid, onderdeel b. Gelijke bevoegdheid heeft de opsporingsambtenaar, indien het vermoeden bestaat dat de verdachte onder invloed van een andere in artikel 8, eerste lid, bedoelde stof dan alcoholhoudende drank verkeert.

In art. 1a van de Regeling alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer staat het volgende:
Als ambtenaren als bedoeld in artikel 163, vijfde en zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 28a, zesde, negende en tiende lid, van de Scheepvaartverkeerswet, artikel 89, vijfde, achtste en negende lid, van de Spoorwegwet, artikel 48, vijfde, achtste en negende lid, van de Wet lokaal spoor en artikel 11.6, vijfde, achtste en negende lid, van de Wet luchtvaart worden aangewezen de ambtenaren van politie die in schaal 8 of hoger zijn benoemd.

In art. 2, lid 1, Besluit rangen politie staat het volgende:

De volgende rangen zijn verbonden aan de volgende functies:
a.aspirant voor degene die op grond van de artikelen 3, eerste, tweede of derde lid, 3bis, eerste lid, of 3a van het Besluit algemene rechtspositie politie is aangesteld als aspirant, vrijwilliger-aspirant, ambtenaar in opleiding onderscheidenlijk vrijwillige ambtenaar in opleiding;
b.surveillant van politie voor functies die zijn gewaardeerd op schaal 4 en 5;
c.agent voor functies die zijn gewaardeerd op schaal 6;
d.hoofdagent voor functies die zijn gewaardeerd op schaal 7;
e.brigadier voor functies die zijn gewaardeerd op schaal 8;
f.inspecteur voor functies die zijn gewaardeerd op schaal 9 en 10;
g.hoofdinspecteur voor functies die zijn gewaardeerd op schaal 11 en 12;
h.commissaris voor functies die zijn gewaardeerd op schaal 13 en hoger;

Alleen een brigadier en hoger is is bevoegd te beslissen tot een bloedonderzoek na een niet voltooide ademanalyse.

The post Bevel meewerken bloedonderzoek na niet voltooide ademanalyse moet minimaal door brigadier worden gedaan – anders geen weigering appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/bevel-meewerken-bloedonderzoek-na-niet-voltooide-ademanalyse-moet-minimaal-door-brigadier-worden-gedaan-anders-geen-weigering/feed/ 0
Betwisting snelheidsovertreding trajectcontrole https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/betwisting-snelheidsovertreding-trajectcontroletrajectsnelheidsmeting/ https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/betwisting-snelheidsovertreding-trajectcontroletrajectsnelheidsmeting/#respond Wed, 08 Nov 2023 09:02:13 +0000 https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/?p=4197 In ECLI:NL:GHARL:2020:487 heeft het Hof Arnhem bepaald dat bij een betwisting van de snelheidsoverschrijding de tijdsduur als ook de trajectlengte in het pv moeten worden genoemd. I.c. ontbreekt de tijdsduur. Daarnaast ontbreekt een beschrijving bij welke hectometerpaal de meting is gestart en geëindigd (ECLI:NL:GHARL:2017:11111). In de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, van 18 december 2017, […]

The post Betwisting snelheidsovertreding trajectcontrole appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
In ECLI:NL:GHARL:2020:487 heeft het Hof Arnhem bepaald dat bij een betwisting van de snelheidsoverschrijding de tijdsduur als ook de trajectlengte in het pv moeten worden genoemd. I.c. ontbreekt de tijdsduur. Daarnaast ontbreekt een beschrijving bij welke hectometerpaal de meting is gestart en geëindigd (ECLI:NL:GHARL:2017:11111).

In de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, van 18 december 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:11111 overwoog het hof het volgende:
Bij trajectcontrole kan de gemiddelde snelheid worden vastgesteld met een berekening op basis van de tijdsduur en trajectlengte (vgl. ov. 17 van het arrest van 4 april 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2855, gepubliceerd op rechtspraak.nl.). In de onderhavige zaak is op of boven de foto’s van de vermeende gedraging niet vermeld wat de lengte van het traject is en bij welke hectometerpaal de trajectmeting is gestart en geëindigd. Ook in het zaakoverzicht ontbreekt deze informatie. Op of boven de foto is niets vermeld omtrent de in het zaakoverzicht vermelde snelheden. Gelet op het voorgaande en in aanmerking genomen dat van de zijde van het openbaar ministerie hieromtrent geen aanvullende informatie in de procedure is gebracht, kan op basis van de voorhanden gegevens niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Het beroep tegen de inleidende beschikking is gegrond. De overige daartegen aangevoerde argumenten behoeven nu geen bespreking meer.

Zie ook: ECLI:NL:GHARL:2020:487

Let op: bij het voeren van dit verweer krijgt het OM vaak nog de gelegenheid om de informatie aan te vullen (ECLI:NL:GHARL:2020:61).

 

The post Betwisting snelheidsovertreding trajectcontrole appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/betwisting-snelheidsovertreding-trajectcontroletrajectsnelheidsmeting/feed/ 0
Schouwrapport vereist bij verweer dat bebording niet (juist) is geplaatst https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/schouwrapport-vereist-bij-verweer-dat-bebording-niet-juist-is-geplaatst/ https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/schouwrapport-vereist-bij-verweer-dat-bebording-niet-juist-is-geplaatst/#respond Wed, 08 Nov 2023 08:48:45 +0000 https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/?p=4194 Volgens standaardjurisprudentie van het Hof Arnhem (ECLI:NL:GHARL:2020:1803) dient bij betwisting van de bebording uit een schouwrapport te blijken dat deze juist is geplaatst. Onvoldoende lijkt een foto van Google Maps te zijn (ECLI:NL:GHARL:2021:4473). Ook dient uit het schouwrapport te blijken of een verbalisant de bebording heeft geschouwd (ECLI:NL:GHARL:2022:3845) De uitspraak van het gerechtshof Arnhem, 28 […]

The post Schouwrapport vereist bij verweer dat bebording niet (juist) is geplaatst appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
Volgens standaardjurisprudentie van het Hof Arnhem (ECLI:NL:GHARL:2020:1803) dient bij betwisting van de bebording uit een schouwrapport te blijken dat deze juist is geplaatst. Onvoldoende lijkt een foto van Google Maps te zijn (ECLI:NL:GHARL:2021:4473). Ook dient uit het schouwrapport te blijken of een verbalisant de bebording heeft geschouwd (ECLI:NL:GHARL:2022:3845)

De uitspraak van het gerechtshof Arnhem, 28 februari 2020,  ECLI:NL:GHARL:2020:1803 wordt als standaard gezien. Het hof overweegt hierin het volgende:

“Wanneer wordt gesteld dat (deugdelijke) bebording ontbrak op het moment van de constatering van een gedraging, terwijl de aanwezigheid van die bebording noodzakelijk is om te kunnen vaststellen dat die gedraging is verricht, kan dat aanleiding zijn voor een nader onderzoek naar de bebording. De eisen die op dit punt aan een verweer en aan de beschikbare gegevens worden gesteld, zijn afhankelijk van de wijze waarop de gedraging is vastgesteld, de plaats waar dat is gebeurd en het al dan niet aanwezig zijn van een ambtenaar ter plaatse. Het hof geeft in dit arrest een kort en niet uitputtend bedoeld overzicht van verschillende beoordelingskaders.
Het hof heeft in het arrest waar de gemachtigde naar verwijst, geoordeeld dat bij gedragingen die via (statische) trajectcontrole worden vastgesteld een betwisting van de bebording slechts kan worden weerlegd aan de hand van (nadere) informatie, zoals een proces-verbaal of schouwrapport. Hetzelfde geldt in gevallen waarbij de gedraging op geautomatiseerde wijze is vastgesteld door apparatuur die in een vaste flitspaal is gemonteerd (vgl. het arrest van het hof van 25 september 2018, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2018:8537). Het is het hof namelijk ambtshalve bekend dat bij deze vormen van permanente handhaving niet op het moment van de constatering wordt vastgesteld dat de bebording aanwezig is.
In deze zaak is geen sprake van een statische trajectcontrole of een vaste flitspaal, maar was de ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd zelf ter plaatse. In het algemeen mag in zo’n geval worden aangenomen dat de ambtenaar heeft vastgesteld dat de relevante bebording aanwezig en duidelijk zichtbaar is. Dat uitgangspunt brengt mee dat er bijvoorbeeld bij mobiele snelheidscontroles van uit mag worden gegaan dat de geldende maximumsnelheid ten tijde van de controle deugdelijk was aangeduid (vgl. het arrest van het hof van 5 juni 2019, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2019:4796).
Bij de bebouwde kom en bij een parkeerverbodszone of een parkeerschijfzone worden de grenzen daarvan door middel van meerdere verkeersborden aangegeven. Iedere voor motorvoertuigen openstaande toegangsweg waarlangs de bebouwde kom of zone kan worden bereikt, moet van (respectievelijk) een bord H1 (bebouwde kom), bord E1 (parkeerverbodszone) of van een bord E10 (parkeerschijfzone) zijn voorzien. Het kan daarbij gaan om een aanzienlijk aantal verkeersborden. Om te kunnen vaststellen dat de gedraging, waarvoor de vaststelling dat deze heeft plaats gehad in de bebouwde kom of in de desbetreffende zone van belang is, is verricht, is niet noodzakelijk dat de aanwezigheid van alle borden wordt vastgesteld. Voldoende is dat de toegangsweg waarlangs de bestuurder van het voertuig de zone is ingereden, van een deugdelijk bord is voorzien. Dit uitgangspunt brengt mee dat een betrokkene die stelt dat deugdelijke bebording ontbrak, moet aangeven welke route de bestuurder heeft afgelegd om zijn bestemming te bereiken (vgl. het arrest van het hof van 9 mei 2019, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2019:4055). Vervolgens zal uit (nadere) stukken moeten blijken dat op de gevolgde toegangsweg:
(a) op enig moment vóór de vermeende gedraging een bord is geplaatst;
(b) op enig moment ná de vermeende gedraging dat bord nog aanwezig was en
(c) na verificatie van daarvoor beschikbare bronnen is gebleken dat dit bord in de tussentijd niet is verwijderd of vervangen.”

Schouwrapport en Google maps is niet altijd voldoende

Een schouwrapporten en foto’s (Google Street View) van ver vóór en na de datum van de constatering is de aanwezigheid van het bord A1 onvoldoende aannemelijk gemaakt. Volgt vernietiging van de sanctiebeschikking. Het Hof heeft uitgemaakt dat een foto van 3 maanden voor de overtreding en een schouw 1 maand na de overtreding onvoldoende is (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10 mei 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:4473).

The post Schouwrapport vereist bij verweer dat bebording niet (juist) is geplaatst appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/schouwrapport-vereist-bij-verweer-dat-bebording-niet-juist-is-geplaatst/feed/ 0
Vrijspraak bij Auto-brewery syndrome https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/vrijspraak-bij-auto-brewery-syndrome/ https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/vrijspraak-bij-auto-brewery-syndrome/#respond Tue, 03 Oct 2023 12:16:50 +0000 https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/?p=4180 De politierechter in Arnhem heeft in 2020 een man vrijgesproken voor rijden onder invloed omdat in zijn zaak was komen vast te staan dat hij leed aan het Auto-brewery syndrome, waardoor suiker in het lichaam wordt omgezet in alcohol.Op 28 november 2019 veroorzaakte de man een verkeersongeval op de Ir. Molsweg in Huissen. De man […]

The post Vrijspraak bij Auto-brewery syndrome appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
De politierechter in Arnhem heeft in 2020 een man vrijgesproken voor rijden onder invloed omdat in zijn zaak was komen vast te staan dat hij leed aan het Auto-brewery syndrome, waardoor suiker in het lichaam wordt omgezet in alcohol.Op 28 november 2019 veroorzaakte de man een verkeersongeval op de Ir. Molsweg in Huissen. De man kwam met de auto op de verkeerde weghelft terecht. Hij raakte daarbij 2 tegenliggers – zij hielden blikschade aan het ongeluk over –, zelf raakte de man gewond. Bij controle bleek dat hij te veel alcohol in zijn bloed had. (2,34 milligram alcohol per milliliter bloed). De man verklaarde zelf dat hij niet gedronken had.

Na het ongeluk en de uitslag van de bloedtest is de man naar de huisarts gegaan, die hem doorverwees naar het ziekenhuis. Deskundigen hebben vervolgens vastgesteld dat de man lijdt aan het auto-brouwerij-syndroom. Dit betekent dat het lichaam van de man zelf suiker omzet in alcohol. Dit kan het hoge alcoholpercentage in het bloed verklaren. Het syndroom is heel zeldzaam.

De officier van justitie eiste vrijspraak in deze zaak. De huidige tenlastelegging – waarin de man wordt verweten dat hij de auto bestuurde na gebruik van alcoholhoudende drank – kan ook volgens de rechtbank niet worden bewezen. De politierechter kan, op basis van de medische rapportage en de verklaring van de deskundige op de zitting, niet uitsluiten dat het alcoholpercentage in het bloed van de man wordt veroorzaakt door het syndroom en niet door het innemen van alcohol.

Zie ook: Vrijspraak voor man met Auto Brewery Syndrome

Een deskundige op dit gebied is o.a.:

  • T.J. Olgers, Internist-acute geneeskunde bij het UMC Groningen

 

The post Vrijspraak bij Auto-brewery syndrome appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/vrijspraak-bij-auto-brewery-syndrome/feed/ 0