Buitenlands rijbewijs mag worden ingevorderd
Een buitenlands rijbewijs mag worden ingevorderd wegens rijden onder invloed, te hard rijden, of gevaarlijk rijgedrag. Dat heeft de Hoge Raad nog eens bevestigd in HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3077. Samengevat overwoog de Hoge Raad dat uit het samenstel van de bepalingen in art. 164 lid 1 – 4 WVW 1994 volgt dat buitenlandse rijbewijzen kunnen worden ingevorderd en ingehouden in de gevallen bedoeld in art. 164 lid 2 en 3 WVW 1994. Niet is vereist dat de houder van het rijbewijs in NL woonachtig is. Daaraan doet niet af dat in de gevallen waarin art. 180 lid 4 WVW 1994 toepasselijk is o.g.v. art. 180 lid 8 WVW 1994 de verplichting om het rijbewijs in te leveren niet geldt indien de houder van het buitenlandse rijbewijs niet in NL woonachtig is nu art. 180 lid 4 WVW 1994 alleen van toepassing is indien het rijbewijs ten tijde van de tenuitvoerlegging van de ontzegging van de rijbevoegdheid (nog) niet is ingevorderd dan wel (na invordering) is teruggeven.
Inleveren buitenlands rijbewijs?
Uit art. 180 lid 8 WVW 1994 volgt dat de houder van een andersoortig buitenlands rijbewijs – dus van een niet in Nederland woonachtige onderdaan van een EU-lidstaat – niet de verplichting rust zijn rijbewijs in te leveren, zodra de tegen hem uitgesproken ontzegging van de rijbevoegdheid onherroepelijk is geworden. De in art. 180 WVW beschreven inleverplicht heeft rechtsreeks verband met de door de ontzegging van de rijbevoegdheid ontstane ongeldigheid van het rijbewijs. Het ligt dan in de rede dat het aldus ongeldig geworden rijbewijs, voor zover dat nog in het bezit is van degene aan wie dat rijbewijs is afgegeven en niet al inmiddels is ingevorderd en nog steeds wordt ingehouden, door de houder van het rijbewijs moet worden ingeleverd. Echter, die ongeldigheid betreft alleen het Nederlandse rijbewijs alsmede het daarmee gelijk te stellen rijbewijs van de EU-onderdaan die in Nederland woonachtig is. De bepalingen die betrekking hebben op de koppeling van de inleverplicht aan de tenuitvoerlegging zijn dus niet van toepassing op buitenlandse rijbewijzen, over welker geldigheid de Nederlandse wetgever geen zeggenschap heeft. De OBM wordt dus ‘gewoon’ tenuitvoergelegd, zonder dat daaraan een inleverplicht van het rijbewijs aan is verbonden. Die situatie is overigens niet anders dan in de gevallen waarin een Nederlands rijbewijs al in de voorfase is ingehouden. De inleverplicht van het Nederlandse rijbewijs ontstaat blijkens art. 180 lid 4 WVW 1994 immers ook slechts in de gevallen waarin het rijbewijs niet ingevolge art. 164 WVW 1994 is ingevorderd en niet is teruggegeven. Art. 180 lid 8 schept op dat punt in het geheel niet een bijzondere situatie voor het ingevorderde ‘buitenlandse’ rijbewijs.
< Terug naar Meer informatie rijbewijs ingevorderd< Terug naar Meer informatie rijden onder invloed