Botsing bij onvoldoende voorzichtigheid bij inhalen op snelweg
Bij een inhaalmanoeuvre op de snelweg A2 komt de Peugeot van verdachte in aanrijding met de Nissan Qashqai van het slachtoffer. De verdachte moest op enig moment uitwijken, maar zag daarbij de Nissan over het hoofd. De verdachte was beginnend bestuurder en had net iets te veel alcohol genuttigd. De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte door een verkeersfout een ongeval met ernstig letsel heeft veroorzaakt, maar dat de omstandigheden waaronder en de wijze waarop verdachte deze verkeersfout heeft begaan, onvoldoende zwaar zijn om te kunnen leiden tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde (art. 6 WVW). Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte weliswaar onvoldoende voorzichtigheid heeft betracht bij de door hem uitgevoerde inhaalmanoeuvre en daardoor een verkeersfout heeft gemaakt, maar dat niet is komen vast te staan dat er daarbij nog andere gedragingen van verdachte zijn geweest die ertoe moeten leiden dat verdachte zeer, dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag kan worden verweten (Rb Oost-Brabant, 11 augustus 2016, ECLI:NL:RBOBR:2016:4344).
Botsing op snelweg
Op 8 september 2015, omstreeks 23:07 uur, heeft een botsing plaatsgevonden op de Rijksweg A2, ter hoogte van hectometerpaal 111.9, te ’s-Hertogenbosch. Verdachte reed in een personenauto, merk Peugeot, type 206 en [slachtoffer 1] reed in een personenauto, merk Nissan, type Nissan Qashqai. Beide voertuigen reden over de Rijksweg komende vanuit de richting van Eindhoven en gaande in de richting van Utrecht. De Rijksweg was ter plaatse opgesplitst in vier afzonderlijke rijbanen en elke rijrichting had twee rijbanen. Gezien vanuit de oorspronkelijke rijrichting van de beide voertuigen, reden zij over de meest rechter rijbaan van de Rijksweg A2. Ter hoogte van de plaats van het ongeval bestond deze rijbaan uit twee rijstroken, welke door middel van een onderbroken witte streep van elkaar gescheiden waren.
Uit de VerkeersOngevallenAnalyse (hierna: VOA) blijkt dat kort voor het ongeval de Peugeot over de linker rijstrook reed, terwijl de Nissan zich op de rechter rijstrook moet hebben bevonden. In de buurt van hectometerpaal 111.8, kort voordat de invoegstrook voor verkeer dat vanaf de A59 in kon voegen om hun weg over de Rijksweg A2 richting Utrecht te vervolgen, stuurde de bestuurder van de Peugeot naar rechts en voerde een noodremming uit, waarbij de wielen van de Peugeot een blokkeerspoor aftekenden. De bestuurder van de Peugeot kon echter niet voorkomen dat de rechter voorhoek van zijn voertuig de linker achterhoek van de Nissan raakte. Gezien het rafelige verloop van het spoor kwam het voertuig al op korte afstand van het beginpunt van het sporenbeeld in contact met de Nissan. De Nissan raakte door de botsing in een slippende beweging. Het voertuig tekende met één van de rechter wielen het slipspoor af. Gezien het sporenbeeld wat hierop volgde, kantelde het voertuig, kwam het weer op zijn wielen terecht, slipte door en kantelde het nogmaals om uiteindelijk op het dak in de middenberm tot stilstand te komen.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 8 september 2015 op de A2 in de richting van Amsterdam/Utrecht reed. Hij reed op de rechter rijbaan achter een voertuig dat hij in wilde halen. Verdachte reed naar de linker rijbaan, maar op het moment dat hij deze handeling uitvoerde, zag hij een ander voertuig naderen. Hierdoor wilde verdachte weer naar de rechter rijbaan, maar hij zag een voertuig dat daar reed over het hoofd. Verdachte raakte het voertuig aan de achterzijde en zag dat het voertuig in de slip raakte en over de kop vloog. Deze verklaring heeft verdachte ter terechtzitting van 28 juli 2016 herhaald. Hij heeft verder ter terechtzitting verklaard dat hij het voertuig op de linker rijbaan op het moment dat hij wilde inhalen over het hoofd heeft gezien.
Rijden onder invloed; beginnend bestuurder
Verdachte heeft na het ongeval meegewerkt aan een ademanalyse onderzoek. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat het alcoholpercentage bij verdachte 170 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bedroeg. Verdachte heeft bekend dat hij voorafgaand aan het ongeval drie glazen wodka/cola heeft gedronken. Het eerste glas heeft hij genuttigd om 12:00 uur ’s middags. Verdachte is vanaf 11 november 2011 in het bezit van zijn eerste rijbewijs en hij is daarom een zogenaamd beginnend bestuurder. Als gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer 1] breuken aan de zesde en zevende borstwervel opgelopen. Hij is hieraan niet geopereerd. Op 10 december 2015 kon hij nog geen klusjes van zijn kinderen of kleinkinderen oppakken. Hij heeft het advies gekregen om niet meer te bukken, om zo zijn rug te ontlasten.
Rechtbank: geen aanmerkelijke schuld
Naar het oordeel van de rechtbank is de enkele omstandigheid dat verdachte het op de linker rijbaan rijdende voertuig onvoldoende of niet tijdig heeft opgemerkt, hoewel niet is gebleken dat dit voertuig voor verdachte niet waarneembaar was en verdachte derhalve zijn rijgedrag mogelijk hierop had kunnen en moeten aanpassen, onvoldoende om te spreken van schuld als bedoeld in de zin van artikel 6 van de WVW. Anders dan door de officier van justitie is betoogd, kan naar het oordeel van de rechtbank op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van meerdere verkeersfouten. Zo kan niet worden vastgesteld hoe lang verdachte op de linker rijbaan heeft gereden en hoe groot de afstand is geweest tussen zijn voertuig en het hem van achteren naderende voertuig, alvorens hij zich genoodzaakt zag om acuut terug te keren naar de rechter rijbaan. Niet is komen vast te staan dat verdachte bij het terugkeren naar de rechter rijbaan onoplettend of onvoorzichtig heeft gehandeld. Het feit dat verdachte weer terug is gekeerd naar de rechter rijbaan en daardoor een botsing heeft veroorzaakt met het voertuig van het slachtoffer, is terug te voeren op het feit dat hij het voertuig rijdende op de linker rijbaan niet tijdig heeft gezien en daardoor weer onmiddellijk moest uitwijken naar de rechter rijbaan.
De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte in de uren voorafgaand aan het ongeval enkele glazen alcohol heeft genuttigd. Echter, mede gelet op de geringe hoogte van het alcoholpromillage, kan niet worden vastgesteld dat de door verdachte gemaakte verkeersfout mede voortvloeide uit zijn alcoholgebruik.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat verdachte door een verkeersfout een ongeval met ernstig letsel heeft veroorzaakt. Verdachte heeft, zonder bijzondere voorzichtigheid te betrachten, een inhaalmanoeuvre uitgevoerd, waardoor een botsing is ontstaan tussen het voertuig van verdachte en het voertuig van het slachtoffer. De omstandigheden waaronder en de wijze waarop verdachte deze verkeersfout heeft begaan, brengen evenwel mee dat het hem te maken schuldverwijt onvoldoende zwaar is om te kunnen leiden tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte weliswaar onvoldoende voorzichtigheid heeft betracht bij de door hem uitgevoerde inhaalmanoeuvre en daardoor een verkeersfout heeft gemaakt, maar dat niet is komen vast te staan dat er daarbij nog andere gedragingen van verdachte zijn geweest die ertoe moeten leiden dat verdachte zeer, dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag kan worden verweten.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken. Er is volgens de rechtbank dus geen sprake van een verkeersongeval door schuld (art. 6 WVW).
Wel wordt de verdachte veroordeeld terzake het veroorzaken van gevaar op de weg (art. 5 WVW) tot een geldboete van € 500,00 en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 4 maanden.