• Eerlijke inschatting
  • Enkel ervaren verkeersstrafrechtadvocaten
  • Snelle werkwijze
  • Voordeligste tarief

Boordsnelheidsmeter niet geijkt; snelheidsmeting onjuist

Steeds vaker zien we in strafzaken dat de politie een snelheidsmeting baseert op de boordsnelheidsmeter. Dit betekent niets anders dan dat de politie op hun eigen snelheidsmeter kijkt en op basis daarvan inschat wat de gereden snelheid van het achtervolgende voertuig is. De politie gaat daarbij altijd uit van de hoogst gemeten snelheid op een bepaald traject, waardoor de snelheidsmeting ook nog eens oneerlijk is nu het hier altijd gaat om een piekmeting. Helaas is deze wijze van snelheidsmeting in Nederland toegelaten, maar een belangrijke voorwaarde is wel dat de boordsnelheidsmeter dan wel ook geijkt is. Daar schort het vaak aan. Dit biedt mogelijkheden voor de advocaat om met succes verweer te voeren tegen een met de boordsnelheidsmeter gedane snelheidsmeting.

Dit zagen we ook terug in een oude uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden, 5 december 2006, LJN: AZ5516. Ook in deze uitspraak bleek de snelheidsmeter niet geijkt. Het hof overwoog in die zaak:

“De ten tijde van de gedraging geldende Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers van het College van Procureurs-Generaal van 8 december 2002, reg. nr. 2002A014, Stcrt. 249, in werking getreden op 1 januari 2003, schrijft voor dat een proces-verbaal waarin sprake is van snelheidsmeting met behulp van een geijkte snelheidsmeter in een dienstvoertuig onder meer het volgende bevat:
– de geconstateerde snelheid, dat wil zeggen de van de boordsnelheidsmeter afgelezen snelheid (a);
– de snelheid volgens de ijktabel behorende bij de boordsnelheidsmeter (b);
– de gecorrigeerde snelheid, dat wil zeggen de snelheid volgens de ijktabel
minus een standaardcorrectie van 3% op die snelheid (c).

Volgens de onder 3.3. genoemde Aanwijzing worden niet geijkte boordsnelheidsmeters in beginsel niet gebruikt voor het vaststellen van snelheidsovertredingen. “In de uitzonderlijke gevallen dat bij het vaststellen van een snelheidsovertreding toch (mede) gebruik wordt gemaakt van een (dienst)voertuig waarvan de boordsnelheidsmeter niet werd gecontroleerd/geijkt, dient als volgt te worden gehandeld. De afwijking van de snelheidsmeter in het (dienst)voertuig dient zo spoedig mogelijk na de constatering te worden bepaald met behulp van geijkte apparatuur. De meetonzekerheid bij de ijking is afhankelijk van de gebruikte ijkapparatuur. (…). Het gebruik van de niet geijkte boordsnelheidsmeter zal tot een minimum beperkt dienen te blijven. In uitzonderingsgevallen, zoals bij excessieve snelheidsovertredingen zal hiervan wel gebruik kunnen worden gemaakt. (…).”.

(..)

Het hof stelt op grond van het hiervóór overwogene vast dat de snelheidsmeting niet, althans niet op controleerbare wijze, heeft plaatsgevonden met een geijkte boordsnelheidsmeter en dat op de onderhavige snelheidsmeting de richtlijnen voor niet geijkte boordsnelheidsmeters van toepassing zijn. Daargelaten of in de omstandigheden van het onderhavige geval meting door middel van een niet geijkte boordsnelheidsmetertoelaatbaar zou kunnen worden geacht, stelt het hof vast dat ook de voor die meting geldende voorschriften niet zijn nageleefd. Uit het aanvullend proces-verbaal, vermeld onder 3.6., blijkt dat het voertuig niet na de meting, zoals voorgeschreven, maar op de dag voorafgaande aan de meting zou zijn getest door middel van een radarauto. De mate van afwijking is niet opgegeven. Derhalve valt niet na te gaan of de door de verbalisant toegepaste correctie op de afgelezen snelheid overeenkomt met de geconstateerde afwijking van het meetmiddel.

3.10. De hiervóór vermelde omissies roepen bij het hof zodanige twijfel op omtrent de betrouwbaarheid van de snelheidsmeting dat niet kan worden vastgesteld in welke mate de betrokkene de toegestane maximumsnelheid ter plaatse heeft overschreden. De enkele erkenning van de betrokkene dat hij de maximumsnelheid ter plaatse heeft overschreden is in casu onvoldoende. Derhalve is niet komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Voor zover de gemachtigde van de advocaat-generaal zich heeft beroepen op de uitspraak van het hof van 12 mei 2004, WAHV 04/00175, wijst het hof erop dat in die zaak, anders dan in de onderhavige, de snelheidsmeting was uitgevoerd conform de Aanwijzing voor geijkte boordsnelheidsmeters en dat enkel niet kon worden vastgesteld of de standaardcorrectie van 3% was toegepast.”

< Terug naar Meer informatie te hard rijden
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden