Artikel 5 a opzettelijk verkeersgevaarlijk gedrag
- Op 1 januari 2020 is de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten( Stb. 2019, 413) in werking getreden.(Stb. 2019, 442). Met deze wetswijziging is zeer gevaarlijk rijgedrag zonder (ernstige) gevolgen strafbaar is gesteld in artikel 5a WVW. Daarnaast is via artikel 175 lid 2 WVW bepaald dat gedragingen als genoemd in artikel 5a WVW automatisch roekeloosheid opleveren. Met deze wetswijziging heeft de wetgever het ‘strafgat’ tussen zeer gevaarlijk rijgedrag mét en zónder ernstige gevolgen te dichten, het begrip roekeloosheid te verhelderen en het bewijs daarvan te vergemakkelijken ( Kamerstukken II 2018/19, 35086, nr. 3, p. 3, 8 en 14)
-
Artikel 5a WVW
Artikel 5a WVW luidt als volgt:
‘1. Het is een ieder verboden opzettelijk zich zodanig in het verkeer te gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate worden geschonden, indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Als zodanige verkeersgedragingen kunnen de volgende gedragingen worden aangemerkt:
- onvoldoende rechts houden op onoverzichtelijke plaatsen;
- gevaarlijk inhalen;
- negeren van een rood kruis;
- over een vluchtstrook rijden waar dit niet is toegestaan;
- inhalen voor of op een voetgangersoversteekplaats;
- niet verlenen van voorrang;
- overschrijden van de krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid;
- zeer dicht achter een ander voertuig rijden;
- door rood licht rijden;
- tegen de verkeersrichting inrijden;
- tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden;
- niet opvolgen van verkeersaanwijzingen van daartoe op grond van deze wet bevoegde personen;
- overtreden van andere verkeersregels van soortgelijk belang als die onder a tot en met l genoemd.2. Bij de toepassing van het eerste lid wordt mede in aanmerking genomen de mate waarin de verdachte verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid.’
Opzettelijk
Het opzet in artikel 5a WVW blijft beperkt tot het verrichten van de delictsgedraging. Het (voorwaardelijk) opzet dient zowel te zijn gericht op het overtreden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden daarvan (Kamerstukken II 2018/19, 35086, nr. 6, p. 11; Van Maurik 2020, p. 195; Vellinga 2019, p. 87).
Nu is het zo dat het enkel opzettelijk niet verlenen van voorrang of te hard rijden niet volstaat (Vellinga 2019, p. 87.) Het opzet moet eveneens zijn gericht op het in ernstige mate schenden van de voorrangsverplichting dan wel op het in ernstige mate overschrijden van de maximumsnelheid (Kamerstukken II 2018/19, 35086, nr. 6, p. 11).
Bij de beantwoording van de vraag of het opzet is gericht op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten volgens de wetgever
– de aard en het samenstel van de gedragingen,
– de omstandigheden waaronder deze werden verricht en
– alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet worden afgeleid dat de gedragingen, die elk op zichzelf een overtreding van een verkeersregel inhouden en in veel gevallen niet anders dan opzettelijk kunnen worden begaan,
– in samenhang bezien [5] naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige overschrijding van de verkeersregels gericht zijn.’
(Kamerstukken II 2018/19, 35086, nr. 6, p. 11 ).
Die beoordeling is volgens de wetgever in hoge mate casuïstisch. Een echt sluitend antwoord op de vraag wanneer het opzet nu is gericht op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels blijft daarmee achterwege. Deels is dat onoverkomelijk, maar waar het overschatten van het eigen kunnen en het onderschatten van gevaren eerder regel dan uitzondering is, zou iets meer houvast wenselijk zijn geweest.
In ernstige mate geschonden
Wanneer is er sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Is dat wanneer iets net over de streep is of heel ver over de streep? Het ziet meer op een samenstel van de overtredingen.
n de memorie van toelichting wordt gesteld dat artikel 5a WVW de mogelijkheid biedt een passende straf op te leggen in die gevallen waarin de bestuurder ‘een buitengewoon ernstig verwijt kan worden gemaakt’ doordat hij opzettelijk in ernstige mate verkeersregels overtreedt terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is (Kamerstukken II 2018/19, 35086, nr. 6, p. 6.). Het lijkt erop dat de wetgever (vooral) aaneengesloten of volgtijdelijke ernstige verkeersovertredingen op het oog heeft gehad (Kamerstukken II 2018/19, 35086, nr. 3, p. 5).