Vangnet rijden onder invloed: dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht
Geplaatst op: 11 februari 2019Wanneer niet tot een veroordeling kan worden gekomen van art. 8 lid 2 of lid 3 WVW, kan de OvJ artikel 8 lid 1 WVW ten laste leggen. Artikel 8 lid 1 WVW bepaalt:
“Het is een ieder verboden een voertuig te besturen of als bestuurder te doen besturen, terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet weten, dat het gebruik daarvan – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht.”
Dit wordt thans gebruikt door de officier als een soort vangnet, wanneer het alcoholgehalte of de drugsgehalte zelf niet kan worden bevestigd.
Lees meer >
Lagere straf vanwege recidiveregeling alcohol
Geplaatst op: 20 september 2018Het gaat in de onderhavige zaak naar de kern genomen om het antwoord op de vraag of het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging van een verdachte ter zake van een gedraging – in dit geval het rijden onder invloed van alcohol – indien op voorhand vaststaat dat als gevolg van een eventuele strafrechtelijke veroordeling ter zake van deze gedraging op grond van art. 123b WVW het rijbewijs van verdachte van rechtswege zijn geldigheid verliest. Aangezien art. 68 Wetboek van Strafrecht op het onderhavige geval niet van toepassing is, heeft de verdediging een beroep gedaan op het aan deze wettelijke bepaling ten grondslag liggende beginsel dat iemand niet twee maal kan worden vervolgd en bestraft voor het begaan van hetzelfde feit. Het verzoek tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging zal daarom in de sleutel van dit ne bis in idem-beginsel worden beoordeeld, in welk verband de toepassing van art. 123b WVW als een op zichzelf staande rechtshandeling wordt beschouwd, in het bijzonder als de intrekking van een vergunning. Uiteindelijk verklaart het gerechtshof het OM niet niet-ontvankelijk, maar wordt er wel in grote mate in de strafmaat rekening gehouden met deze verstrekkende gevolgen van de recidiveregeling alcohol. Aan de verdachte wordt slechts een geheel voorwaardelijke rijontzegging en een voorwaardelijke geldboete opgelegd (Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 30 maart 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1464). De Hoge Raad heeft dit inmiddels bevestigd in HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2350.
Lees meer >
Termijnoverschrijding bij bloedonderzoek artikel 8 WVW – 14 dagen termijn overschreden
Geplaatst op: 18 september 2018In het kader van het bloedonderzoek gelden bepaalde termijnen waaraan politie en justitie gebonden zijn:
- Het NFI moet het bloedonderzoek binnen 14 dagen na ontvangst van de bloedmonsters verrichten (artikel 16 lid 1 Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer);
- De politie moet vervolgens binnen een week na ontvangst van de uitslag van het NFI hiervan mededeling doen aan de verdachte (artikel 17 Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen).
[overigens moet het bloedonderzoek zelf plaatsvinden binnen 1,5 uur na het eerste contact; artikel 12 lid 3 van het Besluit]
Lees meer >
Bloedonderzoek na ongeval alleen bij redelijke verdenking rijden onder invloed
Geplaatst op: 04 september 2018Alleen ten aanzien van een persoon die wordt verdacht van overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 kan de procedure strekkende tot een onderzoek van diens bloed worden toegepast, welke procedure aanvangt met het vragen van diens toestemming daartoe door een opsporingsambtenaar (HR 6 september 2005, NJ 2006, 447). Wordt er toch een bloedonderzoek verricht, terwijl een redelijke verdenking van rijden onder invloed ontbreekt, levert dit een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv. op. De verdachte wordt daardoor benadeeld omdat er inbreuk is gemaakt op zijn lichamelijke integriteit. Doorgaans leidt dit verweer echter alleen tot strafvermindering. Het resultaat van het bloedonderzoek mag dan nog wel voor het bewijs worden gebruikt, zo volgt ook uit HR
Lees meer >
Lagere straf vanwege recidiveregeling; geen dubbele bestraffing
Geplaatst op: 05 mei 2018Het gevolg van de recidiveregeling van artikel 123b WVW 1994 is dat het rijbewijs van rechtswege zijn geldigheid verliest na recidive van het besturen onder invloed alcohol met een alcoholgehalte < 570 ug/l. of bij een weigering. In de procedure bij het gerechtshof werd namens de verdachte als verweer gevoerd dat er sprake is van een dubbele bestraffing in de zin van artikel 68 Sr. Het Hof stelt beoordelingskader uit jurisprudentie alcoholslotprogramma voorop (HR 3 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:434) en zoekt aansluiting bij jurisprudentie van het EHRM. Hof is van oordeel dat weliswaar een sterke gelijkenis bestaat tussen de strafrechtelijke vervolging in het onderhavige geval en de procedure die – volgend op een strafrechtelijke veroordeling – leidt tot verlies van geldigheid van het rijbewijs ex art. 123b WVW, maar dat tussen deze procedures tevens een zodanig nauwe samenhang bestaat dat beide procedures moeten worden beschouwd als één samenhangende reactie op hetzelfde feit. Hof verwerpt verweer en matigt de straf.
(Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 30 maart 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1464)