Verklaring omtrent het gedrag (VOG) https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/advocaat-gevaarlijk-rijgedrag/ Wed, 18 Sep 2024 14:12:53 +0000 nl hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.1.7 Zekere mate van concreet gevaarscheppend gedrag vereist https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/zekere-mate-van-concreet-gevaarscheppend-gedrag-vereist/ https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/zekere-mate-van-concreet-gevaarscheppend-gedrag-vereist/#respond Wed, 18 Sep 2024 14:12:53 +0000 https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/?p=4249 Het enkele feit dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, is vaak onvoldoende voor een overtreding van artikel 5 WVW. Uit de jurisprudentie volgt dat uit het bewijs een zekere mate van concreet gevaarscheppend gedrag is vereist. In de praktijk zien we vaak dat officieren en rechters vanuit het gevolg terug redeneren. Er heeft dan een ongeval […]

The post Zekere mate van concreet gevaarscheppend gedrag vereist appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
Het enkele feit dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, is vaak onvoldoende voor een overtreding van artikel 5 WVW. Uit de jurisprudentie volgt dat uit het bewijs een zekere mate van concreet gevaarscheppend gedrag is vereist. In de praktijk zien we vaak dat officieren en rechters vanuit het gevolg terug redeneren. Er heeft dan een ongeval plaatsgevonden (en de de verdachte was onder invloed), dus dan moet hij ook wel gevaar op de weg hebben veroorzaakt, maar zo werkt dat niet. Uit het bewijs zelf moet een concreet gevaarlijk rijgedrag blijken.

Zie bijv. de uitspraak van de rechtbank Rb Gelderland 9 januari 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:95:

“Met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt. Om tot een veroordeling voor overtreding van artikel 5 WVW te kunnen komen, moet sprake zijn van zodanige gedragingen van verdachte dat gevaar en/of hinder wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt. Dit ‘gevaar’ heeft betrekking op de veiligheid op de weg en is gelegen in een reële kans op een ongeval. Artikel 5 WVW stelt als minimumeis een zekere mate van concreet gevaarscheppend gedrag. Er moet ten minste enige verwijtbaarheid kunnen worden vastgesteld. Hij die zich in het verkeer van een gevaar bewust behoort te zijn, moet zichzelf in de gelegenheid stellen vast te stellen dat dit gevaar zich niet voordoet (Hoge Raad 23 oktober 1962, VR 1963 en Hoge Raad 7 juni 2005, NJ 2005, 435).

Ook in het kader van het subsidiair tenlastegelegde kan de rechtbank enkel vaststellen dat verdachte onder invloed van alcohol verkeerde en een verkeersongeval heeft veroorzaakt doordat hij met zijn auto in een slip raakte. Of bij verdachte daaraan voorafgaand sprake is geweest van een zekere mate van concreet gevaarscheppend, en daarmee verwijtbaar, gedrag kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld. De enkele omstandigheid dat hij onder invloed van alcohol verkeerde, is daarvoor ook hier onvoldoende. Een andere conclusie op dit punt zou neerkomen op redeneren vanuit de gevolgen. De rechtbank zal verdachte daarom eveneens vrijspreken van het subsidiair tenlastegelegde.

The post Zekere mate van concreet gevaarscheppend gedrag vereist appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/zekere-mate-van-concreet-gevaarscheppend-gedrag-vereist/feed/ 0
Concreet gevaar vereist bij vervolging artikel 5 WVW na verkeersongeval https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/concreet-gevaar-vereist-bij-vervolging-artikel-5-wvw-na-verkeersongeval/ https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/concreet-gevaar-vereist-bij-vervolging-artikel-5-wvw-na-verkeersongeval/#respond Tue, 26 Jan 2021 13:28:04 +0000 https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/?p=3938 Om te komen tot bewezenverklaring van het veroorzaken van gevaar of hinder voor het overige verkeer moet worden vastgesteld dat sprake is van de overtreding van een verkeersregel en dat het daardoor veroorzaakte gevaar concreet en voorzienbaar was voor verdachte (ECLI:NL:RBOBR:2014:5229). In de genoemde zaak ging het om een vrachtwagenchauffeur die een fietser over het […]

The post Concreet gevaar vereist bij vervolging artikel 5 WVW na verkeersongeval appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
Om te komen tot bewezenverklaring van het veroorzaken van gevaar of hinder voor het overige verkeer moet worden vastgesteld dat sprake is van de overtreding van een verkeersregel en dat het daardoor veroorzaakte gevaar concreet en voorzienbaar was voor verdachte (ECLI:NL:RBOBR:2014:5229).

In de genoemde zaak ging het om een vrachtwagenchauffeur die een fietser over het hoofd had gezien, maar er zijn nog verschillende andere situaties te bedenken waarbij een verkeersongeval gewoonweg niet te voorkomen was, hoe goed de verdachte ook heeft gekeken.
Het gaat dan altijd om een noodlottige samenloop van omstandigheden die alleen maar slachtoffers kent.

Laatst hadden wij op kantoor een zaak waarbij het ging om een racefietser die 33 km/u reed. Hij zat voorover gebogen op zijn fiets en was daardoor niet zichtbaar omdat hij dicht langs geparkeerde auto’s fietste. Een automobilist die net de weg opdraaide, had de man niet kunnen zien aankomen, hoe goed hij ook gekeken had. Dit resulteerde in een vrijspraak.

Hierbij werd aangevoerd dat een enkele verkeersfout nog onvoldoende is om te komen tot een veroordeling van art. 5 WVW. Het gaat om de combinatie van het ongeval, door gevaarzettend handelen, waarbij de verdachte echt anders had moeten en kunnen handelen. Dit kan bijvoorbeeld de snelheid zijn geweest of het niet goed hebben gekeken of er ander verkeer aankwam.
Overigens is het in z’n algemeenheid ook weer niet zo dat een enkele overtreding onvoldoende is voor art. 5 WVW. Wel is het zo dat niet elke verkeersovertreding gevaarlijk weggedrag oplevert. Het gaat daarbij om concreet gevaar. Het is complexe materie. Vraag desnoods even advies van een gespecialiseerde advocaat.

The post Concreet gevaar vereist bij vervolging artikel 5 WVW na verkeersongeval appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/concreet-gevaar-vereist-bij-vervolging-artikel-5-wvw-na-verkeersongeval/feed/ 0
Enkele niet voorrang verlenen, levert geen gevaar art 5 WVW op https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/enkele-niet-voorrang-verlenen-levert-geen-gevaar-art-5-wvw-op/ https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/enkele-niet-voorrang-verlenen-levert-geen-gevaar-art-5-wvw-op/#respond Fri, 06 Jan 2017 23:28:48 +0000 https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/?p=2278 Wanneer u een aanrijding hebt veroorzaakt doordat u verzuimd hebt voorrang te verlenen, levert dat een overtreding van artikel 18 RVV 1990 op, maar nog geen gevaarzettend of hinderlijk rijgedrag van artikel 5 WVW. Dit volgt uit een niet-gepubliceerde uitspraak van de rechtbank Arnhem, 22 mei 2008, parketnr 05/518797-07. Verdachte heeft bij splitsing van de […]

The post Enkele niet voorrang verlenen, levert geen gevaar art 5 WVW op appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
Wanneer u een aanrijding hebt veroorzaakt doordat u verzuimd hebt voorrang te verlenen, levert dat een overtreding van artikel 18 RVV 1990 op, maar nog geen gevaarzettend of hinderlijk rijgedrag van artikel 5 WVW. Dit volgt uit een niet-gepubliceerde uitspraak van de rechtbank Arnhem, 22 mei 2008, parketnr 05/518797-07.


Verdachte heeft bij splitsing van de weg geen voorrang verleend aan een fietser. Er is sprake van zwaar lichamelijk letsel;
Mbt artikel 5 WVW overweegt de rechtbank:
“Vooropgesteld wordt dat art. 5 WVW 1994 ziet op gevaarzettend gedrag van de bestuurder. Deze bepaling ziet in beginsel op ieder gedrag dat invloed heeft op de veiligheid en de vrijheid van verkeer op de weg. Maar de bepaling strekt er toe dat evidente vormen van gevaarzettend gedrag te verbieden. Gevaarscheppend gedrag zal in concreto een bepaalde minimale ernst dienen te hebben om onder het bereik van art 5 WVW 1994 te kunnen worden gebracht”.

De rechtbank geeft voorts aan dat als uitgangspunt dient te gelden de handeling in concreto, en wel in het licht van alle omstandigheden van het geval.

De rechtbank overweegt vervolgens:
“Voorts construeert de enkele overtreding van een regel uit het RVV 1990 niet dat gevaar waarvan in art. 5 WVW 1994 sprake van is. Weliswaar heeft verdachte in de onderhavige zaak art. 18 RVV 1990 overtreden, doch niet kan worden gezegd dat dit in genoemde omstandigheden van het geval gevaarzettend of hinderlijk gedrag heeft opgeleverd. Een en ander wordt niet anders door het ingetreden gevolg van het niet verlenen van voorrang, te weten het letsel dat aan het slachtoffer is toegebracht”.

The post Enkele niet voorrang verlenen, levert geen gevaar art 5 WVW op appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/enkele-niet-voorrang-verlenen-levert-geen-gevaar-art-5-wvw-op/feed/ 0
Gebruik veegwagen zonder beschermende delen is overtreding art. 5 WVW https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/gebruik-veegwagen-zonder-beschermende-delen-is-overtreding-art-5-wvw/ https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/gebruik-veegwagen-zonder-beschermende-delen-is-overtreding-art-5-wvw/#respond Tue, 07 Jun 2016 08:54:25 +0000 https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/?p=1745 Het betreft een verkeersongeval veroorzaakt door een veegmachine. In de praktijk blijkt dat deze zonder afscherming en zonder waarschuwingsborden gebruikt worden, in deze uitspraak wordt geoordeeld dat dat een overtreding in de zin van art. 5 WVW is (Rechtbank Den Haag, 19 juni 2013,ECLI:NL:RBDHA:2013:CA3868). Overwegingen rechtbank De rechtbank dient ten aanzien van het subsidiair ten […]

The post Gebruik veegwagen zonder beschermende delen is overtreding art. 5 WVW appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
Het betreft een verkeersongeval veroorzaakt door een veegmachine. In de praktijk blijkt dat deze zonder afscherming en zonder waarschuwingsborden gebruikt worden, in deze uitspraak wordt geoordeeld dat dat een overtreding in de zin van art. 5 WVW is (Rechtbank Den Haag, 19 juni 2013,ECLI:NL:RBDHA:2013:CA3868).

Overwegingen rechtbank

De rechtbank dient ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit de vraag te beantwoorden of verdachte, door te handelen als hiervoor onder 3.1 vastgesteld, gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

De rechtbank heeft al vastgesteld dat verdachte op de veegmachine heeft gereden, terwijl de stalen veegborstel niet was afgeschermd. De officier van justitie heeft betoogd dat hij hiermee de Regeling voertuigen heeft overtreden.

Artikel 5.7.48, leden 1 en 2 van de Regeling voertuigen luiden:

1. Motorrijtuigen met beperkte snelheid mogen geen scherpe delen hebben die in geval van botsing gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers kunnen opleveren.

2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid moeten uitstekende delen van motorrijtuigen met beperkte snelheid, die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten, zijn afgeschermd.

De rechtbank is van oordeel dat de veegarm waaraan de stalen veegborstel is bevestigd, een uitstekend deel van de veegmachine is en dat deze arm met stalen veegborstel in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kan vergroten. Dit brengt met zich mee dat op grond van lid 2 van artikel 5.7.48 van de Regeling voertuigen de veegarm afgeschermd had moeten zijn.

De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat verdachte geen tijdelijke maatregelen heeft genomen om het verkeer te waarschuwen dat hij met de veegmachine op het fietspad reed. Hiermee heeft verdachte weliswaar geen verkeersregel overtreden, maar door dit niet te doen, heeft verdachte (in ieder geval in de onoverzichtelijke bocht) een gevaarlijke situatie op het fietspad veroorzaakt.

De rechtbank heeft ook al vastgesteld dat verdachte tegen de rijrichting in heeft gereden, terwijl het zicht daar door struikgewas werd belemmerd. Vast staat dat dit gedrag tot gevolg heeft gehad dat hij niet zichtbaar was voor [slachtoffer]. Zodoende is deze tegen de veegmachine gebotst en ten val gekomen, waarbij hij lichamelijk letstel heeft opgelopen.

Het feit dat het in de praktijk kennelijk gebruikelijk is om met een onbeschermde stalen veegborstel te werken, tegen de richting in te rijden en de weg daarbij niet af te zetten, doet aan het hiervoor overwogene niets af. Juist de combinatie van deze drie factoren heeft in deze zaak geleid tot een gevaarlijke situatie, welke in het leven is geroepen door verdachte. Dit risico heeft zich ook verwezenlijkt, als gevolg waarvan [slachtoffer] zeer ernstig lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dat hij de veegmachine mogelijk mede vanwege zijn handicap (doofheid) pas in een (te) laat stadium heeft waargenomen, neemt het gevaarzettend karakter van verdachtes handelen niet weg.

The post Gebruik veegwagen zonder beschermende delen is overtreding art. 5 WVW appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/gebruik-veegwagen-zonder-beschermende-delen-is-overtreding-art-5-wvw/feed/ 0
Enkel te hard rijden is onvoldoende voor gevaar op de weg (art. 5 WVW) https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/enkel-te-hard-rijden-is-onvoldoende-voor-gevaar-op-de-weg-art-5-wvw/ https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/enkel-te-hard-rijden-is-onvoldoende-voor-gevaar-op-de-weg-art-5-wvw/#respond Thu, 26 May 2016 11:56:50 +0000 https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/?p=1718 Uit de jurisprudentie blijkt dat een enkele snelheidsovertreding onvoldoende is om vast te stellen dat daarmee een gevaar op de weg is veroorzaakt.  In HR 3 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:215 reed de met zijn auto op een voorrangsweg waar 60 km/h was toegestaan. Bij een T-kruising reed de bestuurder van een scooter zonder vaart te minderen […]

The post Enkel te hard rijden is onvoldoende voor gevaar op de weg (art. 5 WVW) appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
Uit de jurisprudentie blijkt dat een enkele snelheidsovertreding onvoldoende is om vast te stellen dat daarmee een gevaar op de weg is veroorzaakt.  In HR 3 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:215 reed de met zijn auto op een voorrangsweg waar 60 km/h was toegestaan. Bij een T-kruising reed de bestuurder van een scooter zonder vaart te minderen en uit te kijken de kruising op, met een aanrijding en dodelijk letsel van de scooterrijder tot gevolg. De verdachte werd vrijgesproken van zowel dood door schuld (art. 6WVW 1994) als het veroorzaken van gevaar op de weg (art. 5 WVW 1994). Het cassatieberoep van het OM, dat zich richtte tegen de vrijspraak van overtreding art. 5 WVW 1994, werd verworpen nu het hof kon oordelen dat geen sprake was van het veroorzaken van gevaar op de weg door verdachte die er op mocht vertrouwen dat de scooterrijder niet zonder vaart te minderen en zonder uit te kijken de kruising op zou rijden.

Hof en Hoge Raad: vrijspraak ook voor art. 5 WVW (veroorzaken gevaar op de weg)

Het Hof heeft de verdachte van het tenlastegelegde vrijgesproken en heeft daartoe het volgende overwogen:

“Schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994?

(…)Verdachte reed als bestuurder van zijn auto over de Kanaalweg en naderde de T-kruising met de Ravenstraat die gezien vanuit de rijrichting van verdachte van links uitmondt op Kanaalweg. Op beide wegen gold een maximumsnelheid van 60 km/u. Bestuurders op de Kanaalweg hebben voorrang op bestuurders op de Ravenstraat. Dit is op de Kanaalweg aangegeven door middel van bord B4 Bijlage I RVV 1990 en op de Ravenstraat door middel van bord B6 Bijlage I RVV 1990 en haaientanden, als bedoeld in artikel 1 onder p RVV 1990, voor het kruisingsvlak. Het slachtoffer reed op een bromfiets over de Ravenstraat, in de richting van de T-kruising. Hij reed zonder voorrang te verlenen, voor verdachte van links, het kruisingsvlak op en sloeg linksaf teneinde in de rijrichting van verdachte zijn weg over de Kanaalweg te vervolgen. Verdachte reed toen met de linkervoorzijde zijn auto tegen de rechterzijde van de bromfiets. Vaststaat dat het slachtoffer geen voorrang heeft verleend aan verdachte.

De vraag rijst of verdachte enig verwijt valt te maken. Verdachte heeft vanaf zijn eerste verhoor verklaard dat hij direct nadat hij zag dat de bromfietser de Kanaalweg opreed, onmiddellijk heeft geremd, maar toen niet meer een aanrijding met het slachtoffer kon voorkomen. Getuigen die het ongeval hebben waargenomen, hebben verklaard dat het slachtoffer zonder vaart te minderen en zonder uit te kijken de T-splitsing met de Kanaalweg op reed en dat verdachte de aanrijding niet had kunnen voorkomen.

Uit de verkeersongevallenanalyse blijkt dat verdachte mogelijk iets harder reed dan ter plaatse toegestaan vlak voorafgaand aan het ongeval. Verdachte heeft verklaard dat hij niet harder reed dan 60 km/u. Ook als ervan wordt uitgegaan dat verdachte wel harder reed dan de ter plaatse geldende maximum snelheid, namelijk de door de politie berekende snelheid (73-75 km/u), dan was, naar het oordeel van het hof, die snelheidsoverschrijding gezien die situatie ter plaatse niet van dien aard dat sprake is geweest van aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam rijgedrag van verdachte.

Verder zijn er evenmin andere gedragingen gebleken die zouden leiden tot een ander oordeel. Het hof is van oordeel dat verdachte er in beginsel op mocht vertrouwen dat hij voorrang zou krijgen van de bromfietser, het latere slachtoffer. Door zonder vaart te minderen en zonder uit te kijken de Kanaalweg op te rijden heeft [slachtoffer] zich plotseling en voor verdachte geenszins te verwachten gehandeld. Een botsing was als gevolg van de manoeuvre van het slachtoffer onvermijdelijk.

(…)

Schuld in de zin van artikel 5 WVW 1994?

Het hof acht evenmin buiten redelijke twijfel bewezen dat verdachte door zijn gedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt, althans kon veroorzaken, of het verkeer heeft gehinderd, althans kon hinderen. Het hof is van oordeel dat de aanrijding door het gedrag van het slachtoffer is veroorzaakt en is niet overtuigd dat verdachte de aanrijding heeft kunnen voorkomen. Het hof zal verdachte daarom ook van het subsidiair tenlastegelegde vrijspreken.”

2.3.

De subsidiaire tenlastelegging is toegesneden op art. 5 WVW 1994. Dit artikel luidt:

“Het is een ieder verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd.”

2.4.Het Hof heeft geoordeeld dat de verdachte, die als bestuurder van zijn auto met een snelheid van (volgens de eigen verklaring van de verdachte) 60 km/u dan wel (volgens de berekening van de politie) 73-75 km/u over de Kanaalweg reed terwijl hij de T-kruising met de Ravenstraat naderde, geen gevaar op de weg heeft veroorzaakt of het verkeer heeft gehinderd. Blijkens de in 2.2.2 weergegeven overwegingen heeft het Hof bij dat oordeel in aanmerking genomen dat de Kanaalweg een voorrangsweg is en de verdachte erop mocht vertrouwen dat de bromfietser die bij de T-splitsing vanuit de Ravenstraat kwam, hem voorrang zou verlenen, althans niet zonder vaart te minderen en uit te kijken de Kanaalweg zou oprijden. Die overwegingen van het Hof geven niet blijk van een onjuiste opvatting omtrent het begrip ‘gevaar op de weg veroorzaken’ als bedoeld in art. 5 WVW. Het oordeel van het Hof is ook niet onbegrijpelijk.

Conclusie P-G

Het OM is blijkbaar de opvatting toegedaan dat enkel de snelheid waarmee verdachte (mogelijk) de kruising is genaderd voldoende is om van gevaarzetting in de zin van art. 5 WVW 1994 te spreken. Dit uitgangspunt is echter onjuist. Aan het veroorzaken van gevaar als bedoeld in art. 5 WVW 1994 moet weliswaar ongeoorloofd gedrag ten grondslag liggen, zoals een overschrijding van de maximaal toegestane snelheid, maar een (mogelijk) enkele snelheidsovertreding is onvoldoende om het gevaar te construeren waarop in art. 5 WVW 1994 wordt gedoeld. Daar komt bij dat verdachte op een voorrangsweg reed en naar het niet onbegrijpelijke oordeel van het hof er in beginsel op mocht vertrouwen dat hij voorrang zou krijgen van verkeer van links. In cassatie staat verder niets vast omtrent de aard van de kruising en de mate van overzichtelijkheid daarvan en met welke regelmaat ter plaatse ander verkeer aanwezig placht te zijn (Vgl. HR 6 november 1990, ECLI:NL:HR:1990:ZC8632, NJ 1991, 257 m.nt. Van Veen, rov. 5.1.)

The post Enkel te hard rijden is onvoldoende voor gevaar op de weg (art. 5 WVW) appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/enkel-te-hard-rijden-is-onvoldoende-voor-gevaar-op-de-weg-art-5-wvw/feed/ 0
Geen verkeersboete naast vervolging voor gevaarlijk rijgedrag (art. 5 WVW) https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/geen-verkeersboete-naast-vervolging-voor-gevaarlijk-rijgedrag-art-5-wvw/ https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/geen-verkeersboete-naast-vervolging-voor-gevaarlijk-rijgedrag-art-5-wvw/#respond Fri, 21 Aug 2015 09:39:49 +0000 https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/?p=1256 Het is niet toegestaan dat de politie naast een proces-verbaal wegens gevaarlijk rijgedrag (artikel 5 WVW) ook nog aparte boetes zou uitschrijven voor de individuele verkeersovertredingen. Dit volgt uit de Richtlijn Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. Hierin is het volgende bepaald: “Indien een gebeurtenis uit gedragingen en overtredingen bestaat, wordt ten aanzien van de betrokkene/verdachte voor ten […]

The post Geen verkeersboete naast vervolging voor gevaarlijk rijgedrag (art. 5 WVW) appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
Het is niet toegestaan dat de politie naast een proces-verbaal wegens gevaarlijk rijgedrag (artikel 5 WVW) ook nog aparte boetes zou uitschrijven voor de individuele verkeersovertredingen. Dit volgt uit de Richtlijn Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.

Hierin is het volgende bepaald:

“Indien een gebeurtenis uit gedragingen en overtredingen bestaat, wordt ten aanzien van de betrokkene/verdachte voor ten hoogste drie feiten een sanctie opgelegd/proces-verbaal opgemaakt of een transactie aangeboden. Afdoening langs één traject is daarbij het uitgangspunt. Indien dit niet gebeurt dient in het proces-verbaal melding te worden gemaakt van de opgelegde sanctie(s) en op de aankondiging van beschikking van het/de opgemaakte proces(sen)-verbaal.
1.3 Indien een proces-verbaal wordt opgemaakt terzake overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) is het niet toegestaan om daarnaast sancties op te leggen of politietransactievoorstellen te doen voor feiten die relatie hebben met het gevaarlijke c.q. belemmerende gedrag op de weg.”

The post Geen verkeersboete naast vervolging voor gevaarlijk rijgedrag (art. 5 WVW) appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/geen-verkeersboete-naast-vervolging-voor-gevaarlijk-rijgedrag-art-5-wvw/feed/ 0
Vuilniswagen overrijdt fietser omdat troittoirspiegel niet juist is afgesteld; toch vrijspraak art 5 en 6 WVW https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/vuilniswagen-overrijdt-fietser-omdat-troittoirspiegel-niet-juist-afgesteld-toch-vrijspraak-art-5-en-6-wvw/ https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/vuilniswagen-overrijdt-fietser-omdat-troittoirspiegel-niet-juist-afgesteld-toch-vrijspraak-art-5-en-6-wvw/#respond Fri, 28 Mar 2014 23:21:56 +0000 https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/?p=1032 De verdachte in deze zaak was met een vuilniswagen rechts afgeslagen, waarbij hij aan een recht doorgaande fietsster geen voorrang heeft verleend ten gevolge waarvan een aanrijding is ontstaan met de fietsster. De fietsster is overleden. De rechtbank komt tot een vrijspraak voor zowel artikel 5 als 6 WVW ondanks dat wordt vastgesteld dat de […]

The post Vuilniswagen overrijdt fietser omdat troittoirspiegel niet juist is afgesteld; toch vrijspraak art 5 en 6 WVW appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
De verdachte in deze zaak was met een vuilniswagen rechts afgeslagen, waarbij hij aan een recht doorgaande fietsster geen voorrang heeft verleend ten gevolge waarvan een aanrijding is ontstaan met de fietsster. De fietsster is overleden. De rechtbank komt tot een vrijspraak voor zowel artikel 5 als 6 WVW ondanks dat wordt vastgesteld dat de troittoirspiegel niet is afgesteld conform de Regeling Voertuigen, waardoor de dode hoek rechts naast de vuilniswagen groter dan bij een juiste afstelling. De rechtbank kon namelijk niet vaststellen dat de verdachte de fietser wel zou hebben gezien wanneer de spiegel wel juist zou zijn afgesteld. Hem kon geen verwijt worden gemaakt.

De rechtbank overweegt als volgt:
“Gelet op het bepaalde in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 dient de rechtbank vast te stellen of de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Enerzijds komt dit neer op de vaststelling van het gedrag van de verdachte en de beoordeling of en, zo ja, in welke mate hij verwijtbaar heeft gehandeld. Anderzijds dient een causaal verband te worden vastgesteld tussen het gedrag van de verdachte en het verkeersongeval.
De rechtbank stelt vast dat uit onderzoek verricht door verbalisanten die werkzaam zijn bij de forensische opsporing van de politie Oost-Brabant, is gebleken dat de trottoirspiegel aan de rechterzijde van de vuilniswagen waarin verdachte reed, niet conform de Regeling Voertuigen was afgesteld. Hierdoor was de dode hoek rechts naast de vuilniswagen groter dan bij een juiste afstelling het geval zou zijn geweest.
De vraag is of de verkeerd afgestelde trottoirspiegel er de oorzaak van was dat verdachte de fietsster niet heeft gezien. Daarbij is van belang hoe de vuilniswagen en de fietsster ten opzichte van elkaar gepositioneerd stonden. De tekening met betrekking tot de zichtvelden is een reconstructie en slechts een benadering van de werkelijke situatie kort voor het plaatsvinden van het ongeval.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de exacte posities van de vuilniswagen en de fietsster thans niet meer vast te stellen. Op basis van het uitgevoerde forensische onderzoek en de waarnemingen door getuigen kan de exacte positionering van de vuilniswagen en de fietsster niet worden gereconstrueerd. Verder heeft verdachte ter zitting verklaard dat de vuilniswagen meer naar links stond dan op de tekening met betrekking tot de zichtvelden is aangegeven. Zulks in verband met de te nemen bocht naar rechts. Dit komt de rechtbank niet onaannemelijk voor. Gelet hierop kan thans niet worden vastgesteld dat verdachte de fietsster, mevrouw [slachtoffer], had gezien als de trottoirspiegel wel conform de Regeling Voertuigen was afgesteld. De rechtbank is daarom van oordeel dat er geen causaal verband kan worden vastgesteld tussen de verkeerde stand van de trottoirspiegel en het verkeersongeval.
Verdachte heeft voorts ter zitting verklaard dat hij als eerste bij de stopstreep stond en dat er zich op dat moment naast hem nog geen ander verkeer bevond. Het tegendeel is de rechtbank niet gebleken. Verder heeft verdachte naar eigen zeggen alvorens op te rijden goed in de spiegels en door de ramen gekeken. Het betrof een druk kruispunt en hij handelde voorzichtig. Hij heeft daarbij de fietsster niet gezien.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de door verdachte gemaakte verkeersovertreding, te weten het naar rechts afslaan en daarbij geen voorrang verlenen aan de recht doorgaande fietsster, in deze omstandigheden geen schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 oplevert, hoe ernstig de gevolgen daarvan ook zijn geweest. Dit betekent dat verdachte van het primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
Met betrekking tot de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 overweegt de rechtbank als volgt. Om te komen tot bewezenverklaring van – kort gezegd – het veroorzaken van gevaar of hinder voor het overige verkeer moet worden vastgesteld dat sprake is van de overtreding van een verkeersregel en dat het daardoor veroorzaakte gevaar concreet en voorzienbaar was voor verdachte.
Zoals hiervoor is overwogen, was sprake van een door verdachte begane verkeersovertreding. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat het voor verdachte voorzienbaar was dat dit een concreet gevaar zou opleveren. Immers, de rechtbank heeft geoordeeld dat de fietsster mevrouw [slachtoffer] niet te zien was voor verdachte en dat hem ten aanzien daarvan geen verwijt kan worden gemaakt. Ter zitting heeft verdachte nog verklaard dat de trottoirspiegel zodanig was afgesteld dat de bestuurder van de vuilniswagen het grootst mogelijke zicht had. De raadsman heeft in dit kader aangevoerd dat de door verdachte bedienbare trottoirspiegel in de uiterste stand stond en dat de trottoirspiegel alleen met behulp van gereedschap nog in een andere stand kon worden gezet. Dit was alleen te doen op het bedrijf. De individuele chauffeur was daar niet toe in staat. Ter zitting is niet gebleken dat dit anders is. Van schuld, vereist voor bewezenverklaring van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 is geen sprake, zodat de rechtbank verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde zal vrijspreken.”

The post Vuilniswagen overrijdt fietser omdat troittoirspiegel niet juist is afgesteld; toch vrijspraak art 5 en 6 WVW appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/vuilniswagen-overrijdt-fietser-omdat-troittoirspiegel-niet-juist-afgesteld-toch-vrijspraak-art-5-en-6-wvw/feed/ 0
Fietser over hoofd gezien door vrachtwagen; vrijspraak artikel 5 en 6 WVW https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/fietser-hoofd-gezien-door-vrachtwagen-vrijspraak-artikel-5-en-6-wvw/ https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/fietser-hoofd-gezien-door-vrachtwagen-vrijspraak-artikel-5-en-6-wvw/#respond Fri, 28 Mar 2014 23:14:04 +0000 https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/?p=1030 Een ongeluk zit in een klein hoekje, zoals we wel zien in de uitspraak van de rechtbank Rotterdam.De verdachte was bestuurder van een vrachtwagen die rechtsaf sloeg en daarbij een fietser over het hoofd heeft gezien. De rechtbank overwoog dat het afslaan naar rechts met een (zwaar) voertuig is in zijn algemeenheid een risicovolle handeling, […]

The post Fietser over hoofd gezien door vrachtwagen; vrijspraak artikel 5 en 6 WVW appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
Een ongeluk zit in een klein hoekje, zoals we wel zien in de uitspraak van de rechtbank Rotterdam.De verdachte was bestuurder van een vrachtwagen die rechtsaf sloeg en daarbij een fietser over het hoofd heeft gezien. De rechtbank overwoog dat het afslaan naar rechts met een (zwaar) voertuig is in zijn algemeenheid een risicovolle handeling, in het bijzonder voor het rechtdoorgaande verkeer op diezelfde weg, maar dat het enkele naar rechts afslaan daarmee echter nog geen handeling is als bedoeld in artikel 5 WVW, die als gevaarlijk of potentieel gevaarlijk kan worden aangemerkt. De feitelijke toedracht van het ongeval valt door de rechtbank op basis van de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht niet vast te stellen. Daarom valt evenmin vast te stellen of verdachte een hem verwijtbare verkeersfout in de zin van artikel 5 WVW heeft gemaakt (Rb Rotterdam, 22 oktober 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:8148).

Pleidooi advocaat

De advocaat heeft bepleit dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair en subsidiair tenlastegelegde. De advocaat heeft aangevoerd dat, gelet op de manoeuvres van verdachte met zijn vrachtwagen, het mogelijk is geweest dat hij het slachtoffer niet heeft kunnen waarnemen. Hij heeft er daarbij op gewezen dat het slachtoffer vermoedelijk snelheid heeft gemaakt toen verdachte met de vrachtwagen uitweek naar links teneinde goed uit te kunnen komen voor de bocht naar rechts, het zogenoemde ‘ophalen’. Volgens de advocaat heeft verdachte een fout gemaakt die iedereen wel eens maakt, de zogenoemde “onbewuste schuld”. Zijn standpunt is dat dit te weinig is voor een veroordeling ex artikel 6 van de WVW. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat het slachtoffer bloot is gesteld aan de Klebsiella-bacterie, welke bacterie ook bij het slachtoffer is aangetroffen. Het is niet ondenkbaar dat deze bacterie de oorzaak is geweest van haar overlijden. Nu het kweekmateriaal vernietigd is, omdat het kabinet van de rechter-commissaris volgens de raadsman te lang heeft gewacht voor er tot onderzoek is overgegaan, kan nooit meer vastgesteld worden of het slachtoffer aan de Klebsiella-bacterie is overleden. Daarmee blijft het onduidelijk of er causaal verband is tussen het ongeval en het overlijden van het slachtoffer. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de advocaat er op gewezen dat verdachte geen gevaar heeft veroorzaakt in de zin van artikel 5 van de WVW. Verdachte heeft alles gedaan wat van hem verwacht kon worden en niet valt uit te sluiten dat het ongeval veroorzaakt is door ondoordacht en/of onvoorzichtig rijgedrag van het slachtoffer.

Oordeel rechtbank tav artikel 5 WVW

De rechtbank spreekt verdachte eerst vrij van artikel 6 WVW, en overweegt voorts ten aanzien van artikel 5 WVW:
“Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde is van belang of verdachte gevaarzettend gedrag heeft vertoond. Voor die juridische beoordeling komt het aan op het gedrag van verdachte en moet geabstraheerd worden van de gevolgen die dat gedrag met zich heeft gebracht, hoe erg die gevolgen ook kunnen zijn en in dit geval ook daadwerkelijk zijn geweest.

Vast staat dat verdachte zijn vrachtwagen naar rechts heeft gestuurd en daarbij de bromfietser niet heeft opgemerkt. Het afslaan naar rechts met een (zwaar) voertuig is in zijn algemeenheid een risicovolle handeling, in het bijzonder voor het rechtdoorgaande verkeer op diezelfde weg. Het enkele naar rechts afslaan is daarmee echter nog geen handeling als bedoeld in artikel 5 WVW, die als gevaarlijk of potentieel gevaarlijk kan worden aangemerkt. Daarvoor is van belang of verdachte zich onder de gegeven omstandigheden van deze manoevre had behoren te onthouden. In dit concrete geval gaat het om de vraag of verdachte zich er voldoende van heeft vergewist dat hij met het afslaan geen andere verkeersdeelnemers in gevaar zou brengen en meer specifiek of hij het slachtoffer had kunnen en moeten zien.

Verdachte heeft samengevat verklaard dat hij in zijn spiegels heeft gekeken en geen verkeer heeft waargenomen. Hij heeft zijn richtingaanwijzer aangezet naar rechts en op het moment dat hij naar rechts indraaide hoorde hij een doffe klap. Daarop is hij direct gestopt, uitgestapt en zag hij aan de rechterzijde een bromfietser half onder zijn vrachtauto liggen. Verdachte heeft verklaard dat het voor hem een raadsel is waar de bromfietser vandaan is gekomen.

Naar de feitelijke toedracht van het ongeval is onderzoek gedaan. Uit de Verkeersongevallenanalyse van de politie, het rapport van het NFI en de presentatie ter terechtzitting van deskundige Van Noort volgen zes scenario’s betreffende de wijze van ontwikkeling van het ongeval. Op basis van het dossier kan de rechtbank geen enkel scenario met zekerheid uitsluiten, maar hooguit spreken in termen van waarschijnlijkheid. De rechtbank kan niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vaststellen of verdachte niet of onvoldoende in zijn rechterspiegel heeft gekeken voorafgaand aan en tijdens de manoeuvre naar rechts en of, zo verdachte al dan niet gekeken heeft, hij het latere slachtoffer op de bromfiets in zijn spiegels heeft kunnen zien, gelet op de verschillende dode hoeken van de spiegels en de duur waarop de bromfietser in die spiegels al dan niet zichtbaar zou zijn geweest. De rechtbank heeft voorts in haar overwegingen betrokken dat in de rapportages van zowel het NFI als de politie er van is uitgegaan dat het ten tijde van het ongeval reeds licht was. Dit terwijl zowel de verdachte als de getuige anders hebben verklaard. Gelet op de datum en tijdstip van het ongeval moet naar het oordeel van de rechtbank uitgegaan worden van de juistheid van de door verdachte en de getuige afgelegde verklaring en moet worden aangenomen dat het donker of in ieder geval schemerachtig was. De rechtbank stelt voorts vast dat geen onderzoek is gedaan naar de vraag of de bromfiets ten tijde van het ongeval verlichting voerde.

De feitelijke toedracht van het ongeval valt door de rechtbank op basis van de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht kortom niet vast te stellen. Daarom valt evenmin vast te stellen of verdachte een hem verwijtbare verkeersfout in de zin van artikel 5 WVW heeft gemaakt en zal de rechtbank verdachte eveneens vrijspreken van het subsidiair tenlastegelegde.”

The post Fietser over hoofd gezien door vrachtwagen; vrijspraak artikel 5 en 6 WVW appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/fietser-hoofd-gezien-door-vrachtwagen-vrijspraak-artikel-5-en-6-wvw/feed/ 0
Fietser overreden door achteruitrijdende tractor; vrijspraak art 5 en 6 WVW https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/fietser-overreden-door-achteruitrijdende-tractor-vrijspraak-art-5-en-6-wvw/ https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/fietser-overreden-door-achteruitrijdende-tractor-vrijspraak-art-5-en-6-wvw/#respond Fri, 28 Mar 2014 22:52:15 +0000 https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/?p=1028 Een achteruitrijdende tractor die een fietser overrijdt. De spiegels van de tractor waren niet goed afgesteld en het zicht was zeer slecht. Toch komt de rechtbank Overijssel  in haar uitspraak van 15 oktober 2013, ECLI:NL:RBOVE:2013:2445 tot een vrijspraak. De rechtbank Overijssel achtte de 56-jarige man wel schuldig aan het achteruitrijden zonder voorrang te verlenen, maar er was […]

The post Fietser overreden door achteruitrijdende tractor; vrijspraak art 5 en 6 WVW appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
Een achteruitrijdende tractor die een fietser overrijdt. De spiegels van de tractor waren niet goed afgesteld en het zicht was zeer slecht. Toch komt de rechtbank Overijssel  in haar uitspraak van 15 oktober 2013, ECLI:NL:RBOVE:2013:2445 tot een vrijspraak. De rechtbank Overijssel achtte de 56-jarige man wel schuldig aan het achteruitrijden zonder voorrang te verlenen, maar er was volgens de rechtbank geen sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend handelen en ook niet van concreet gevaar scheppend gedrag door de bestuurder.

De rechtbank overwoog het volgende:

“De officier van justitie heeft ter zitting veroordeling ten aanzien van het primair tenlastegelegde gevorderd omdat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 . Hij voert daartoe aan dat verdachte een aanmerkelijk verkeersfout heeft gemaakt, doordat hij te hard heeft gereden en onvoldoende heeft opgelet bij het naderen van de oversteekplaats.

Ten aanzien van het primair tenlastegelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit. De enkele overschrijding van de maximaal toegestane snelheid -die, zoals uit het dossier kan worden afgeleid, minimaal was- is onvoldoende om een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid aan te nemen, aldus de raadsman. De omstandigheden dat het rond middernacht rustig op de weg was, dat de Ds. Kingweg een rondweg is, dat verdachte voorrang had, dat het slachtoffer geen voorlicht had en dat het ongeluk waarschijnlijk ook zou hebben plaatsgevonden indien verdachte zich aan de maximaal toegestane snelheid had gehouden, maken dat er geen sprake is van schuld.

Bij de beoordeling of de schuld aan het verkeersongeval uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid, komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.

De rechtbank stelt omtrent de feiten en omstandigheden het volgende vast:

– Verdachte reed op 26 oktober 2011 in een grijze [auto] op de Ds. Kingweg te Heerenveen, terwijl het donker was;

– zijn voertuig was, voor zover kon worden vastgesteld, rijtechnisch in een voldoende staat van onderhoud;

– de Ds. Kingweg is een voorrangsweg;

– deze weg bestond uit één rijbaan met een breedte van ongeveer 6,40 meter welke middels een onderbroken asstreep was verdeeld in twee rijstroken;

– ter hoogte van de oversteekplaats voor fietsers en voetgangers was de rijbaan van de Ds. Kingweg middels een middengeleider verdeeld in twee rijstroken met elk een breedte van ongeveer 3,2 meter. De middengeleider had een breedte van ongeveer 2,5 meter;

– de wegverlichting was aanwezig en in werking;

– de weersgesteldheid was droog;

– de voor motorvoertuigen toegestane maximale snelheid bedroeg ter plaatse 50 kilometer per uur;

– verdachte heeft de maximaal toegestane snelheid overschreden. Hoe groot deze overschrijding exact is geweest, kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld;

– de fietser, [slachtoffer], voerde naar alle waarschijnlijkheid geen verlichting;

– de fiets waarop [slachtoffer] reed had een defecte rem;

– de twee personen die met [slachtoffer] opfietsten en die als eersten bij de oversteekplaats aankwamen, zijn bij de oversteekplaats afgestapt om voorrang te verlenen aan verdachte;

– [slachtoffer] heeft geen voorrang verleend aan verdachte;

– verdachte heeft niet afgeremd toen hij de oversteekplaats voor fietsen en voetgangers naderde.

Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte weliswaar te hard heeft gereden en de oversteekplaats te snel is genaderd, maar dat de fietser zo plotseling de weg is overgestoken op een moment dat verdachte de oversteekplaats al zo dicht was genaderd, dat verdachte, ook als hij zich wel aan de maximum snelheid had gehouden en zijn snelheid enigszins had verminderd bij het naderen van de oversteekplaats, niet in staat zou zijn geweest het ongeval te voorkomen. Zeker nu niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een forse snelheidsoverschrijding, is de enkele constatering dat verdachte de maximumsnelheid heeft overschreden, onder deze omstandigheden onvoldoende om te kunnen vaststellen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig dan wel onoplettend heeft gehandeld. Aan het minimum vereiste voor een bewezenverklaring van ‘schuld’ als bedoeld in artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 is derhalve niet voldaan en verdachte zal dan ook van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.

Het subsidiair ten laste gelegde is toegesneden op artikel 5 Wegenverkeerswet 1994, waarin strafbaar wordt gesteld het zich zodanig op de weg gedragen dat gevaar wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt, dan wel het verkeer wordt gehinderd of kan worden gehinderd. Het gaat daarbij niet om abstracte gevaarzetting of hinder, maar om concrete gevaarzetting of hinder. Bij de vraag of een bepaalde handeling kan worden aangemerkt als gevaarzettend gaat het om de handeling in concreto in het licht van alle omstandigheden van het geval.

Onder verwijzing naar hetgeen in het kader van het primair ten laste gelegde is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat verdachte te hard heeft gereden op het moment dat hij de oversteekplaats voor fietsers en voetgangers naderde, evenmin voldoende is om aan te nemen dat verdachte gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het subsidiair ten laste gelegde.”

The post Fietser overreden door achteruitrijdende tractor; vrijspraak art 5 en 6 WVW appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/fietser-overreden-door-achteruitrijdende-tractor-vrijspraak-art-5-en-6-wvw/feed/ 0
Fietser steekt plotseling over; vrijspraak artikel 5 en 6 WVW https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/fietser-steekt-plotseling-vrijspraak-artikel-5-en-6-wvw/ https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/fietser-steekt-plotseling-vrijspraak-artikel-5-en-6-wvw/#respond Fri, 28 Mar 2014 22:38:54 +0000 https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/?p=1023 In de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, van 17 december 2012, ECLI:NL:RBLEE:2012:BY7410 ging het om een fietser die plotseling overstak bij een oversteekplaats. De verdachte reed te hard en was de oversteekplaats te snel genaderd, maar toch kwam de rechtbank tot een vrijspraak voor zowel artikel 6 WVW als artikel 5 WVW. Volgens de rechtbank stak […]

The post Fietser steekt plotseling over; vrijspraak artikel 5 en 6 WVW appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
In de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, van 17 december 2012, ECLI:NL:RBLEE:2012:BY7410 ging het om een fietser die plotseling overstak bij een oversteekplaats. De verdachte reed te hard en was de oversteekplaats te snel genaderd, maar toch kwam de rechtbank tot een vrijspraak voor zowel artikel 6 WVW als artikel 5 WVW. Volgens de rechtbank stak de fietser zo plotseling de weg over dat de bestuurder het ongeval niet had kunnen voorkomen wanneer hij zich wel aan de maximumsnelheid had gehouden. Het ging ook niet om een forse snelheidsoverschrijving.

De rechtbank overwoog het volgende:

“De officier van justitie heeft ter zitting veroordeling ten aanzien van het primair tenlastegelegde gevorderd omdat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 . Hij voert daartoe aan dat verdachte een aanmerkelijk verkeersfout heeft gemaakt, doordat hij te hard heeft gereden en onvoldoende heeft opgelet bij het naderen van de oversteekplaats.

Ten aanzien van het primair tenlastegelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit. De enkele overschrijding van de maximaal toegestane snelheid -die, zoals uit het dossier kan worden afgeleid, minimaal was- is onvoldoende om een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid aan te nemen, aldus de raadsman. De omstandigheden dat het rond middernacht rustig op de weg was, dat de Ds. Kingweg een rondweg is, dat verdachte voorrang had, dat het slachtoffer geen voorlicht had en dat het ongeluk waarschijnlijk ook zou hebben plaatsgevonden indien verdachte zich aan de maximaal toegestane snelheid had gehouden, maken dat er geen sprake is van schuld.

Bij de beoordeling of de schuld aan het verkeersongeval uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid, komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.

De rechtbank stelt omtrent de feiten en omstandigheden het volgende vast:

– Verdachte reed op 26 oktober 2011 in een grijze [auto] op de Ds. Kingweg te Heerenveen, terwijl het donker was;

– zijn voertuig was, voor zover kon worden vastgesteld, rijtechnisch in een voldoende staat van onderhoud;

– de Ds. Kingweg is een voorrangsweg;

– deze weg bestond uit één rijbaan met een breedte van ongeveer 6,40 meter welke middels een onderbroken asstreep was verdeeld in twee rijstroken;

– ter hoogte van de oversteekplaats voor fietsers en voetgangers was de rijbaan van de Ds. Kingweg middels een middengeleider verdeeld in twee rijstroken met elk een breedte van ongeveer 3,2 meter. De middengeleider had een breedte van ongeveer 2,5 meter;

– de wegverlichting was aanwezig en in werking;

– de weersgesteldheid was droog;

– de voor motorvoertuigen toegestane maximale snelheid bedroeg ter plaatse 50 kilometer per uur;

– verdachte heeft de maximaal toegestane snelheid overschreden. Hoe groot deze overschrijding exact is geweest, kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld;

– de fietser, [slachtoffer], voerde naar alle waarschijnlijkheid geen verlichting;

– de fiets waarop [slachtoffer] reed had een defecte rem;

– de twee personen die met [slachtoffer] opfietsten en die als eersten bij de oversteekplaats aankwamen, zijn bij de oversteekplaats afgestapt om voorrang te verlenen aan verdachte;

– [slachtoffer] heeft geen voorrang verleend aan verdachte;

– verdachte heeft niet afgeremd toen hij de oversteekplaats voor fietsen en voetgangers naderde.

Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte weliswaar te hard heeft gereden en de oversteekplaats te snel is genaderd, maar dat de fietser zo plotseling de weg is overgestoken op een moment dat verdachte de oversteekplaats al zo dicht was genaderd, dat verdachte, ook als hij zich wel aan de maximum snelheid had gehouden en zijn snelheid enigszins had verminderd bij het naderen van de oversteekplaats, niet in staat zou zijn geweest het ongeval te voorkomen. Zeker nu niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een forse snelheidsoverschrijding, is de enkele constatering dat verdachte de maximumsnelheid heeft overschreden, onder deze omstandigheden onvoldoende om te kunnen vaststellen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig dan wel onoplettend heeft gehandeld. Aan het minimum vereiste voor een bewezenverklaring van ‘schuld’ als bedoeld in artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 is derhalve niet voldaan en verdachte zal dan ook van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.

Het subsidiair ten laste gelegde is toegesneden op artikel 5 Wegenverkeerswet 1994, waarin strafbaar wordt gesteld het zich zodanig op de weg gedragen dat gevaar wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt, dan wel het verkeer wordt gehinderd of kan worden gehinderd. Het gaat daarbij niet om abstracte gevaarzetting of hinder, maar om concrete gevaarzetting of hinder. Bij de vraag of een bepaalde handeling kan worden aangemerkt als gevaarzettend gaat het om de handeling in concreto in het licht van alle omstandigheden van het geval.

Onder verwijzing naar hetgeen in het kader van het primair ten laste gelegde is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat verdachte te hard heeft gereden op het moment dat hij de oversteekplaats voor fietsers en voetgangers naderde, evenmin voldoende is om aan te nemen dat verdachte gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het subsidiair ten laste gelegde.”

The post Fietser steekt plotseling over; vrijspraak artikel 5 en 6 WVW appeared first on Advocaat Verkeersstrafrecht.

]]>
https://www.advocaat-verkeersstrafrecht.nl/fietser-steekt-plotseling-vrijspraak-artikel-5-en-6-wvw/feed/ 0