Andere verkeersdeelnemer over het hoofd gezien; tijdelijke onoplettendheid
Een ongeluk zit in een klein hoekje. Dat geldt ook in het verkeer. Het kan zo maar gebeuren dat u een andere verkeersdeelnemer over het hoofd ziet, waardoor een verkeersongeval ontstaat. Bijvoorbeeld bij het afslaan, een fietser of voetganger in de dode hoek, bij het achteruit rijden, of bij het oversteken van een fietspad. De jurisprudentie laat zien dat in die gevallen al snel sprake is van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 WVW. Toch is dat niet altijd het geval. Om een beeld te krijgen wanneer het over het hoofd zien van een andere weggebruiker wel leidt tot overtreding van artikel 6 WVW en wanneer niet, zullen we hieronder een overzicht geven van enkele uitspraken.
Motorrijder over het hoofd gezien; vrijspraak art. 6 WVW
LJN: BN0417, Gerechtshof Leeuwarden, 28 juni 2010
Verdachte wordt vrijgesproken van overtreding van art. 6 WvW94. Het hof is van oordeel dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte de motorrijder aan wie hij voorrang diende te verlenen niet heeft gezien, hoewel deze voor hem wel zichtbaar moet zijn geweest, niet kan volgen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan overtreding van art. 6 WvW94. Verdachte wordt veroordeeld wegens overtreding van art. 5 WvW94 tot een geldboete van € 300,-, subsidiair 6 dagen hechtenis. Het hof is van oordeel dat, nu verdachte is gaan keren met zijn auto op een weg waar een maximumsnelheid van 80 km/h gold en hij hierbij met zijn auto dwars op de weg stil is gaan staan, verdachte concreet gevaar heeft veroorzaakt.
Bromfietser over het hoofd gezien; stapvoets gereden; vrijspraak art. 6 WVW
LJN: BV7573, Rechtbank Zwolle, 31 januari 2012
Verdachte heeft stapvoets gereden en heeft vlak voor het afslaan gekeken of er ander verkeer was waarvoor hij moest stoppen. De enkele omstandigheid dat verdachte een bromfietser, aan wie hij voorrang had moeten verlenen, niet heeft gezien acht de rechtbank in de gegeven omstandigheden onvoldoende voor het oordeel dat de verdachte zich aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gedragen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Geen schuld; vrijspraak art. 6 WVW, Gereden en gekeken zoals verwacht mocht worden
LJN: BB3907, Rechtbank Dordrecht, 18 september 2007
De rechtbank heeft een 36-jarige vrachtwagenchauffeur vrijgesproken van de verdenking dat door zijn schuld een verkeersongeval heeft plaatsgevonden waarbij een vierjarige fietser is overleden. Evenmin heeft de verdachte door zijn rijgedrag hinder of gevaar voor het overige verkeer veroorzaakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte gereden en gekeken zoals van hem in de gegeven situatie mocht worden verwacht. Het ongeval is niet het gevolg van het rijgedrag van de verdachte, maar veeleer van een zeer ongelukkige samenloop van omstandigheden met tragische gevolgen.
Voetganger op zebrapad lang genoeg zichtbaar gezien te worden; daarom veroordeling art. 6 WVW
LJN: BO2595, Hoge Raad, 25 januari 2011
Het Hof heeft blijkens de gebezigde bewijsmiddelen onder meer het volgende vastgesteld. De voetgangster [slachtoffer] heeft zich op het zebrapad van de Posthumalaan begeven toen de verdachte op de Veemstraat vaart verminderde vóór de haaientanden bij de kruising met de Posthumalaan en zijn auto zich op een afstand van ongeveer 40 meter van haar vandaan bevond. De verdachte is daarna ineens hard opgetrokken en is linksaf de Posthumalaan ingedraaid. Hij heeft niet dan wel te laat opgemerkt dat [slachtoffer] doende was de Posthumalaan op het zebrapad – van zijn kant gezien – van rechts naar links over te steken. De verdachte kon [slachtoffer], die de oversteekplaats reeds voor de helft was overgestoken, niet meer ontwijken en is met zijn auto tegen haar aangereden. De verdachte heeft aan [slachtoffer] verklaard dat de ruiten van zijn auto beslagen waren en dat hij haar daardoor niet goed had gezien.
In aanmerking genomen hetgeen het Hof aldus heeft vastgesteld omtrent de tijd gedurende welke het latere slachtoffer op het zebrapad voor de verdachte zichtbaar is geweest en hij haar dus moet hebben kunnen waarnemen, omtrent de manier van rijden van de verdachte in deze verkeerssituatie en omtrent hetgeen hij tegenover [slachtoffer] over de oorzaak van het ongeval heeft verklaard, heeft het Hof de bewezenverklaarde schuld uit de gebezigde bewijsmiddelen kunnen afleiden. De bewezenverklaring is toereikend gemotiveerd.
Vanwege schending zorgplichten bestuurder is sprake van art 6 WVW
LJN: BM8226, Gerechtshof Arnhem, 6 april 2010
Veroordeling ter zake van artikel 6 WVW. Schuld in de zin van artikel 6 WVW dient beoordeelt te worden aan de hand van de zorgplichten die op een verdachte rusten en of de schending van deze plichten wordt bestreken door geschreven of ongeschreven (grond)normen in het verkeersrecht. Verdachte is afgeslagen en heeft daarbij de naast hem gelegen fietser niet gezien waardoor een ongeval is veroorzaakt en de fietser zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen. De verdachte heeft de veiligheidsnormen niet in acht genomen en de veiligheid van andere weggebruikers niet gegarandeerd. De zorgplicht van de afslaande bestuurder houdt in dat hij zich ervan moet vergewissen dat er geen verkeer dicht naast hem bevindt, aangezien hij dit voor moet laten gaan. Daarbij komt dat op de weg waar verdachte reed, men zonder meer beducht moest zijn op gebruikers van het fietspad. Het achterwege laten van elke redelijkerwijze te vergen handeling levert aanmerkelijke schuld op.
Niet met voldoende zekerheid had vastgesteld dat de fietsster zich niet langer in de directe nabijheid van zijn voertuig bevond; veroordeling art. 6 WVW
LJN: BP2208, Hoge Raad, 5 april 2011
HR verwijst naar HR LJN AO5822. Het Hof heeft blijkens de gebezigde bewijsmiddelen en de overwegingen t.a.v. de bewezenverklaring vastgesteld dat de verdachte als bestuurder van een elf meter lange vrachtwagencombinatie reed op de Stadionkade te Amsterdam, dat hij op het kruispunt met de Parnassusweg zijn vrachtauto tot stilstand heeft gebracht naast het eveneens voor dat kruispunt met haar fiets stilstaande slachtoffer, dat de verdachte vervolgens rechtsaf is geslagen in de veronderstelling dat de fietsster, die hij in de spiegels niet meer had gezien, al rechtsaf was geslagen en dat hij niet met voldoende zekerheid had vastgesteld dat de fietsster zich niet langer in de directe nabijheid van zijn voertuig bevond. Gelet op die vaststellingen is ’s Hofs oordeel dat de verdachte zodanig aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden dat sprake is van schuld in de zin van art. 6 WVW 1994 niet onjuist of onbegrijpelijk.
Tijdelijke onoplettendheid – volle vaart kruispunt opgereden – geen voorrang gegeven
LJN: BY5958, Rechtbank Zutphen, 12 december 2012
Gelet op de aangehaalde getuigenverklaringen, de conclusies uit de VerkeersOngevalsAnalyse en de geneeskundige verklaringen is de rechtbank van oordeel dat verdachte schuld in de zin van artikel 6 WVW draagt aan de aanrijding tussen de door haar bestuurde Volkswagen Golf en de Opel Astra alsmede het taxibusje. Zij heeft ondanks de aanwezigheid van een voorrangsbord en haaientanden op de Langeboomsestraat – die ingevolge artikel 80 RVV gebieden voorrang te verlenen aan verkeer op de Terborgseweg – ten onrechte geen voorrang verleend aan de bestuurder van de Opel Astra.
Een ieder die een gelijkwaardige kruising nadert, moet zijn snelheid zo aanpassen dat hij voldoende tijd heeft om zich er van te kunnen vergewissen dat er geen verkeer van rechts komt en om zonodig zijn voertuig nog voor die kruising te kunnen stoppen. Weliswaar is niet onaanemelijk dat verdachte haar snelheid heeft gematigd en (bijna) tot stilstand is gekomen toen zij de kruising naderde, daar staat tegenover dat zij de kruising vervolgens naar eigen zeggen met volle vaart is opgereden, hetgeen bevestiging vindt in de verklaring van Van den Bosch. Verdachte heeft consequent verklaard dat zij de Opel Astra niet heeft waargenomen voordat haar personenauto ermee in aanrijding kwam. Dit noopt tot de conclusie dat verdachte niet of slechts onoplettend naar rechts heeft gekeken alvorens de kruising op te rijden doch ook op het moment dat zij reeds op de kruising reed. Ook een tijdelijke onoplettendheid als in het onderhavige geval levert schuld op als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (vgl. HR 17 februari 2009, VR 2009/102).