Alleen art. 6 bij dodelijk verkeersongeval of bij zwaar lichamelijk letsel of tijdelijke verhindering
Bij overtreding van artikel 6 WVW gaat het niet alleen om de verwijtbaarheid in die zin dat door (zeer) aanmerkelijke onvoorzichtigheid of roekeloosheid een verkeersongeval is veroorzaakt, maar ook dat als gevolg van het verkeersongeval
- een ander is gedood, of
- een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, of
- zodanig of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat.
Wanneer daar precies sprake van is, blijkt uit de wet- en regelgeving en jurisprudentie.
Zwaar lichamelijk letsel
Artikel 82 Sr. bevat een opsomming van de gevallen die als zwaar lichamelijk letsel moeten worden aangemerkt. Die bepaling bevat geen limitatieve opsomming zodat het de rechter vrij staat lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen wanneer het letsel naar normaal spraakgebruik als zodanig kan worden aangemerkt. (HR 4 juli 2000) De Hoge Raad heeft bepaald dat het voorgaande meebrengt dat beantwoording van de vraag of letsel als zwaar lichamelijk letsel aangemerkt kan worden in belangrijke mate een feitelijk oordeel betreft, voorbehouden aan de feitenrechter (HR 16 mei 2000, NJ 2000, 510). Daarbij heeft de Hoge Raad een richtsnoer geboden door te overwegen dat de cassatierechter kan ingrijpen indien uit de bestreden beslissing niets blijkt omtrent de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
> Meer informatie zwaar lichamelijk letsel
Normale bezigheden zijn bezigheden die vergelijkbaar zijn met ambts- of beroepsbezigheden
HR 9 januari 2001, NJ 2001, 162
De wetsgeschiedenis van art. 5 WVW 1994, welke bepaling nadien is vernummerd tot art. 6 WVW 1994, (Kamerstukken II 1990-1991, 22 030) houdt ten aanzien van tijdelijke ziekte of verhindering normale bezigheden in * de Memorie van Toelichting (nr. 3, blz. 68): Een ander punt waarop artikel 5 zich onderscheidt van artikel 36 van de Wegenverkeerswet, is de omschrijving van letsel dat weliswaar niet onder het begrip zwaar lichamelijk letsel valt, doch dat wel zo ernstig is dat sanctionering ingevolge artikel 5 op haar plaats is. Artikel 36 omschrijft dit letsel als “zodanig lichamelijk letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening zijner ambts- of beroepsbezigheden ontstaat.” Naar de huidige opvattingen lijkt het niet juist de ernst van het feit waarvan een verwijt wordt gemaakt, te relateren aan het al dan niet gehinderd worden in de “ambts- of beroepsbezigheden. Veeleer is bepalend of iemand wordt gehinderd in de uitoefening van zijn normale bezigheden, ongeacht of dit “ambts- of beroepsbezigheden” zijn. * het Voorlopig Verslag (nr. 5, blz. 41): “De leden van de PvdA-fractie vroegen […] waarom het artikel uitsluitend spreekt over lichamelijk letsel dat tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat, in plaats van over lichamelijk letsel zonder meer.” * de Memorie van Antwoord (nr. 6, p. 91): “Artikel 5 heeft voor zoveel hier van belang betrekking op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en het toebrengen van zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat. De vraag van de leden van de PvdA-fractie berust op een verkeerde lezing van het artikel. Voor zover deze leden bedoelen te vragen waarom het artikel niet ziet op lichamelijk letsel zonder meer wordt herhaald dat de bepaling o.a. een wegenverkeersrechtelijke vertaling is van artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht dat met name het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel betreft. Hiervoor is al aangeduid dat wij ons bij die bepaling willen aansluiten.” R.o. 3.5 De bewezenverklaring is voor wat betreft het onderdeel “waardoor een ander zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan”, niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan immers niet worden afgeleid dat het slachtoffer als gevolg van het toegebrachte letsel tijdelijk verhinderd is geweest haar normale bezigheden te verrichten. Blijkens de wetsgeschiedenis dienen onder normale bezigheden te worden verstaan bezigheden die weliswaar niet kunnen worden aangemerkt als ambts- of beroepsbezigheden doch die daarmee vergelijkbaar zijn.
Hielbeenbreuk met een geschatte genezingsduur van een half jaar
HR 1 november 2005, VR 2006, 134 Uit de aard van het letsel en de duur van de genezing (hielbeenbreuk met een geschatte genezingsduur van een half jaar) heeft het hof kunnen afleiden dat dat letsel een zodanige ernstige verstoring van het gezonde lichamelijk functioneren van het slachtoffer heeft teweeggebracht, dat sprake is van tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden, als bedoeld in art. 6 WVW 1994.
Gekneusde linkerpols; verwachte duur arbeidsongeschiktheid: vier weken”.
HR 29 november 2005, VR 2006, 135 Gekneusde linkerpols; verwachte duur arbeidsongeschiktheid: vier weken”. Uit de aldus vastgestelde aard van het letsel en de verwachte duur van de arbeidsongeschiktheid heeft het hof kunnen afleiden dat dit letsel een zodanig ernstige verstoring van het gezonde lichamelijk functioneren van het slachtoffer heeft teweeggebracht, dat sprake is van tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden, als bedoeld in art. 6 WVW 1994.
Zware hersenschudding; bijna 4 weken niet heeft kunnen werken
LJN: AZ5693, Hoge Raad, 20 februari 2007 Onder normale bezigheden a.b.i. art. 6 WVW 1994 dienen te worden verstaan bezigheden die kunnen worden aangemerkt als ambts- of beroepsbezigheden of bezigheden die daarmee vergelijkbaar zijn (HR LJN AA9370, NJ 2001, 162). Blijkens de bewijsmiddelen heeft het hof vastgesteld dat X een zware hersenschudding heeft opgelopen a.g.v. de aanrijding en dat X als gevolg daarvan bijna 4 weken niet heeft kunnen werken. Daaruit heeft het hof kunnen afleiden dat sprake is van tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden, a.b.i. art. 6 WVW 1994.
Enkele vermelding verwondingen opgelopen is onvoldoende
HR 11 oktober 2005, VR 2006, 133 Door dit ongeval heb ik verwondingen opgelopen”. De bewezenverklaring is voor wat betreft het onderdeel “waardoor een ander zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan”, niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan immers niet worden afgeleid dat het slachtoffer als gevolg van het toegebrachte letsel tijdelijk ziek is geweest of verhinderd is geweest haar normale bezigheden te verrichten.