Aangetekend en per gewone post versturen brief is onvoldoende om wetenschap aan te tonen
Artikel 9 WVW eist dat de verdachte wist of redelijkerwijs kon weten dat hem de rijbevoegdheid was ontzegd of dat hij wist dat het rijbewijs ongeldig was verklaard, dan wel dat de geldigheid daarvan was geschorst. In deze zaak ging het om die laatste situatie. De geldigheid van het rijbewijs was door het CBR geschorst. Het CBR had hierover per aangetekende en gewone post een brief naar de verdachte toegestuurd. Deze brieven hadden de verdachte echter nooit bereikt. De aangetekende brief is teruggekomen met de mededeling “niet afgehaald” en wat er met de andere brief is gebeurd, is onbekend. Als verweer is er door de advocaat aangevoerd dat de verdachte niet wist van de schorsing van de geldigheid van het rijbewijs. Dat verweer is door het hof Arnhem gehonoreerd.
Het hof overwoog als volgt:
“Het besluit tot schorsing van de geldigheid van het rijbewijs van verdachte is zowel per aangetekende als per gewone brief verzonden naar verdachtes GBA-adres. De aangetekende brief is retour gekomen met de mededeling “niet afgehaald”. De gewone brief is niet retour gekomen. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte tot het moment van aanhouding bekend was met het besluit tot schorsing. De vraag die het hof moet beantwoorden is of bewezen kan worden dat verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs geschorst was. Het hof beantwoordt die vraag ontkennend. Overtreding van artikel 9 lid 5 van de Wegenverkeerswet 1994 levert een misdrijf op waardoor aan het bestanddeel “redelijkerwijs moeten weten” zwaardere eisen worden gesteld dan een enkele verwijtbaarheid. Uit de enkele omstandigheid dat het besluit tot schorsing van de verdachte per gewone brief aan diens GBA-adres is verzonden en niet retour is gekomen, kan niet worden afgeleid dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat de geldigheid van zijn rijbewijs was geschorst. Voorts brengt de omstandigheid dat verdachte kennis had kunnen nemen van de aangetekende brief maar dat niet heeft gedaan, niet mee dat zulks voor risico van de verdachte dient te komen en aldus bewezen kan worden dat verdachte redelijkerwijs moest weten dat de geldigheid van zijn rijbewijs was geschorst.”
Vindplaats uitspraak: LJN: BN4330, Gerechtshof Arnhem, 18 augustus 2010