Aanrijden van een persoon tijdens achtervolging
Opzet in het verkeer speelt vaak in achtervolgingssituaties. In deze zaak ging het niet om een dodelijk verkeersongeval, maar was de verdachte tijdens een achtervolging tegen een politieagent gereden, die als gevolg hiervan zwaar lichamelijk letsel opliep. De Hoge Raad nam opzet aan, en overwoog als volgt:
4.4. De hierboven weergegeven bewijsmiddelen houden in dat het Hof heeft vastgesteld dat:
– de verdachte paniekerig is weggereden, omdat de agenten hem wilden aanhouden en hij daar zeker niet meer wilde blijven;
– de verdachte snel wegreed, zonder de verlichting aan te doen en zonder goed voor de auto te kijken;
– de verdachte wist dat er zich meerdere mensen rondom en in de nabijheid van de auto bevonden;
– de verdachte toen hij de auto startte en wegreed over een weg die 5 à 6 meter breed is, niet precies wist waar de mensen die zich rondom zijn auto bevonden op dat moment stonden maar aan de rechter voorkant wel iets in zijn ooghoek zag; – het slachtoffer […] toen de auto gestart werd twee à drie meter vóór de auto stond ter hoogte van de rechter koplamp;
– de verdachte verder is gereden nadat hij had gehoord dat er iets tegen zijn auto was geklapt.
4.5. Uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, in het bijzonder gelet op de hierboven weergegeven vaststellingen, heeft het Hof kunnen afleiden dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht bewust heeft aanvaard. Dat de verdachte op het laatste moment heeft getracht iemand te ontwijken doet hieraan niet af, gelet op de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de verdachte, die wist dat er zich ongeveer zes politieagenten rond zijn auto moesten bevinden, met zijn auto is weggereden en doorgereden.
Vindplaats: LJN: AV1591, Hoge Raad, 28 maart 2006
< Terug naar Meer informatie doodslag in het verkeer