Speekseltest drugs
Sinds 1 juli 2017 kennen we in Nederlands de speekseltest om het gebruik van drugs vast te stellen bij bestuurders. Hiertoe is artikel 160 lid 5 uitgebreid met 'een onderzoek naar speeksels'. De speekseltest is slechts een voorlopige indicator, vergelijkbaar met het voorlopig ademonderzoek op straat bij alcohol.
Speekseltest in de wet
De speekseltest is een van de drie controlebevoegdheden ex artikel 160 WVW om te testen op rijden onder invloed, waarbij de speekseltest, naast het onderzoek naar psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties beiden met name zijn gericht op het rijden onder invloed van drugs.
De speekseltest is wettelijk geregeld in artikel 8 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. Het artikel bevat regels die tot doel hebben dat een onderzoek van het speeksel op een zorgvuldige en betrouwbare wijze bij een bestuurder van een voertuig of degene die aanstalten maakt het voertuig te gaan besturen, wordt uitgevoerd. Dit artikel vormt, evenals artikel 9, een invulling van artikel 160, vijfde lid, onder c, van de Wegenverkeerswet 1994 waarover volgens artikel 163, tiende lid, van die wet regels dienen te worden vastgesteld.
Het onderzoek van speeksel is, zoals ook het geval is met het onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties en het voorlopig ademonderzoek, een voorlopig selectiemiddel en strekt er vooral toe om een indicatie te verkrijgen of de bestuurder het drugsverbod uit artikel 8, vijfde lid juncto eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 heeft overtreden (rijden onder invloed van drugs).
Het onderzoek van het speeksel kan, zoals ook het geval is ten aanzien van het onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties, niet worden ingezet in het kader van de Scheepvaartverkeerswet, de Spoorwegwet, de Wet lokaal spoor en de Wet luchtvaart omdat in die wetten daarvoor een grondslag ontbreekt. De speekseltest kan dus alleen in het verkeer worden toegepast.
Werkwijze speekseltest drugs
Een speekselonderzoek bestaat volgens artikel 8 lid 1 van het Besluit uit het door middel van een speekseltester (meestal een wattenstaafje) afnemen van speeksel in de mondholte van de bestuurder en het aflezen van het resultaat van de speekseltester of het uitlezen van het bij die tester behorende apparaat. Op grond van dat artikellid mag alleen maar gebruik worden gemaakt van de speekseltester die de Minister van Veiligheid en Justitie bij ministeriële regeling heeft aangewezen. De minister zal een speekseltester pas aanwijzen als die een voldoende betrouwbaar onderzoeksresultaat oplevert en derhalve als voorselectiemiddel kan worden ingezet.
In internationaal verband, laatstelijk in het Europese DRUID (Driving Under the Influence of Drugs, alcohol and medicines)-onderzoek, is veel onderzoek gedaan naar de eisen waaraan een geschikte speekseltester moet voldoen.
> Zie Evaluation of oral fluid Screening devices by TISPOL to Harmonise European police Requirements, deliverable 3.1.1 of DRUID, Driving Under the Influence of Drugs, Alcohol and Medicines, 2009.
Bij de eisen gaat het om algemene eisen aan de speekseltester en eisen ten aanzien van de chemische aspecten en betrouwbaarheid van dat apparaat en om aanvullende eisen aan readers.
> zie ook: Besluit alcohol- en drugsonderzoek
Alternatief: onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties
In het geval het speekselonderzoek geen positief resultaat tot gevolg heeft, maar de opsporingsambtenaar wel bepaalde uiterlijke kenmerken waarneemt die duiden op het gebruik van drugs, zoals bij het gebruik van GHB het geval kan zijn, zal de opsporingsambtenaar overeenkomstig artikel 4 het onderzoek naar de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties uitvoeren. Ook indien bijvoorbeeld bij een grote verkeerscontrole geen speekseltesters meer voorradig zijn of betrokkene onvoldoende speeksel heeft voor een speekselonderzoek, kan worden overgegaan op een onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties wanneer daartoe aanleiding is.
> Meer informatie onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties
Wie moet meewerken aan speekseltest?
Op grond van artikel 160 lid 5 aanhef en onder c, juncto artikel 168 WVW 1994 kan een opsporingsambtenaar degene die een voertuig bestuurt of doet besturen, en degene die aanstalten maakt een voertuig te gaan besturen, aan een speekselonderzoek onderwerpen. Dit kan – zo kan in reactie op het advies van de SWOV worden opgemerkt – als hij een vermoeden heeft dat betrokkene drugs heeft gebruikt, rijgevaarlijk gedrag in het verkeer vertoont of bij een aselecte drugscon-trole.
> Meer informatie begrip bestuurder
Welke drugs bij speekseltest
De speekseltest kan worden gebruikt voor de het gebruik van de volgende drugs vast te stellen:
- amfetamine,
- methamfetamine,
- MDEA,
- MDMA,
- MDA,
- THC,
- cocaïne,
- morfine
De speekseltest werkt niet voor het vaststellen van alle drugssoorten. Zo weten we dat GHB niet is vast te stellen met een speekseltest, nu GHB ook een lichaamseigen stof is.
Speekseltest bepaalt niet de hoeveelheid drugs
De speekseltest geeft slechts aan of volgens dat apparaat wel of geen drugs zijn gebruikt. De speekseltester kan niet bepalen hoeveel drugs de bestuurder die speeksel heeft afgestaan, heeft gebruikt. Dat kan pas worden vastgesteld aan de hand van het bloedonderzoek.
Daarom vormt de uitslag van de speekseltest verder ook geen bewijs in een strafzaak. De concentratie van drugs in speeksel kan niet worden worden gerelateerd aan de effecten op het rijgedrag van de bestuurder en dit wel mogelijk is in het geval die concentratie zich in het bloed bevindt, en dit ook van belang is met het oog op het bewijs van strafbaar drugsgebruik.
Speekseltest maakt veel fouten
Verschillende wetenschappelijke studies wijzen dat de speekseltest in het buitenland aanzienlijke foutmarges kent. Zo heeft een Frans onderzoek uitgewezen dat de speekseltester waarvoor in België is gekozen, 16 procent valspositieven en 19 procent valsnegatieven kent. Het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid onderkent een foutmarge van 8 procent. Onlosmakelijk verbonden aan de inzet van een voorselectiemiddel is dat deze niet voor de volle 100 procent nauwkeurig is en dat er sprake kan zijn van valspositieven en valsnegatieven. Een vals negatief resultaat betekent dat een gebruiker niet wordt gedetecteerd en een vals positief resultaat ten onrechte wel. Daarom is wettelijk geregeld dat de speekseltester alleen als voorselectiemiddel wordt gebruikt en niet als bewijsmiddel.
Dit betekent echter ook dat niet zonder meer het rijbewijs mag worden ingevorderd bij een positieve speekseltest.Van belang zijn tevens de waarnemingen van de politie.
Mededeling uitslag speekseltest
Op grond van artikel 9 ldi 2 van het Besluit is de opsporingsambtenaar verplicht het resultaat van het speekselonderzoek direct aan de bestuurder mede te delen. Zo weet hij of bij hem sporen van drugsgebruik zijn aangetroffen.
Negatieven speelkeltest: niets, tenzij verdenking
Indien de uitslag van het speekselonderzoek negatief is, is het, tenzij er andere aanwijzingen zijn die duiden op strafbaar drugsgebruik, niet nodig om daarvan proces-verbaal op te maken omdat de bestuurder in dat geval geen verdachte is en zijn weg kan vervolgen. Die aanwijzingen kunnen zijn verkregen op grond van een onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties of zijn rijgedrag.
Positieve speekseltest: bloedonderzoek
Het eerste lid van artikel 9 schrijft de opsporingsambtenaar voor dat hij van een positief resultaat van een speekselonderzoek melding doet in het proces-verbaal. In dat proces-verbaal kan hij ook melding van andere aanwijzingen maken die duiden op strafbaar gebruik van drugs. Die aanwijzingen kunnen dienen ter ondersteuning van het bewijs van overtreding van het verbod.
Indien het speekseltest indiceert dat de bestuurder een of meer drugs heeft gebruikt, is hij verdachte van overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en zal hij op grond van artikel 163, vierde of vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 worden gevraagd of verplicht om mee te doen aan een bloedonderzoek. Aan de verdachte wordt wel gevraagd om toestemming te geven voor het bloedonderzoek. Indien hij zijn toestemming niet verleent, kan hij daartoe ingevolge artikel 163, vijfde lid, worden bevolen. Indien aannemelijk is dat afname van bloed bij hem om bijzondere geneeskundige redenen onwenselijk is, zal bij hem op bevel urine worden afgenomen. De weigering van medewerking van het bloedonderzoek is een misdrijf.
> Meer informatie bloedonderzoek vanwege drugs
Invordering rijbewijs na positieve speekseltest?
Een positieve speekseltest voor drugs hoeft niet altijd te leiden tot de invordering van het rijbewijs. Of de bestuurder een dusdanige hoeveelheid drugs heeft gebruikt dat dit de rijvaardigheid negatief heeft beïnvloed, kan pas worden vastgesteld aan de hand van het bloedonderzoek door het NFI of een ander laboratorium. De uitslag van dat onderzoek heeft de opsporingsambtenaar echter niet voorhanden op het moment waarop hij zijn beslissing tot invordering neemt, omdat dat een aantal dagen vergt.
Toch vordert de politie steeds vaker al meteen het rijbewijs in. Anders dan waar de politie vaak van uitgaat, is dat niet toegestaan. Alleen wanneer de veiligheid op de weg direct in gevaar is gebracht, biedt artikel 130 WVW een wettelijke grondslag voor de invordering van het rijbewijs. In de meeste gevallen speelt dat gevaar echter niet. Het rijbewijs wordt dan onterecht door de politie ingevorderd.
Er bestaan dan 2 opties om het rijbewijs eerder terug te krijgen:
- De advocaat neemt contact op met de verbalisant om hem/haar uit te leggen hoe het wettelijk systeem in elkaar steekt en dat het nog niet is toegestaan om het rijbewijs in te vorderen.
Dit kan eventueel worden gevolgd door een officiële klacht tegen die verbalisant om het meer kracht bij te zetten] - Werkt dat niet, dan kunnen we een kort geding starten tegen de Staat der Nederlanden om het rijbewijs eerder terug te krijgen
Drugs gebruikt; wat staat u te wachten?
Was de speekseltest positief en/of verwacht u dat uit het bloedonderzoek naar voren zal komen dat u drugs hebt gebruikt, dan wilt u graag weten wat de gevolgen voor u zullen zijn. Bij rijden onder invloed van drugs, maar ook bij enkel het bezit van een gebruikershoeveelheid drugs (als bestuurder) krijgt te maken met het CBR dat een onderzoek oplegt naar de rijgeschiktheid en tevens de geldigheid van het rijbewijs zal schorsen. In die procedure moet u zich echt laten bijstaan door een gespecialiseerde advocaat met kennis en ervaring in zowel de CBR-procedure als in het verkeersstrafrecht. Als u het niet goed doet, loopt u namelijk het risico om het rijbewijs voor meer dan een jaar kwijt te raken.
Daarnaast zult u ook strafrechtelijk worden vervolgd. U zult gedagvaard worden om bij de politierechter te verschijnen die (ook de eerste keer al) een geldboete kan opleggen en een rijontzegging voor langere termijn. Bij meervoudig gebruik van drugs is de richtlijn al 12 maanden rijontzegging!
Ook wordt er standaard een rijverbod opgelegd voor de werkingsduur van de drugs, maar dat is in feite naast de invordering van het rijbewijs, dus vaak dubbelop; u mag toch al niet rijden vanwege de de invordering van het rijbewijs.
> Meer informatie straffen bij rijden onder invloed van drugs
Niet meewerken aan speekseltest
Er zijn omstandigheden denkbaar die ervoor kunnen zorgen dat het speekselonderzoek dient te worden afgebroken, bijvoorbeeld indien de bestuurder moet braken. In artikel 8 lid 3 van het Besluit is daarom bepaald dat, wanneer het afnemen van speeksel niet heeft geleid tot een geldig resultaat, de opsporingsambtenaar het speekselonderzoek nog ten hoogste een keer kan herhalen. Met een geldig resultaat wordt bedoeld dat het onderzoek een testresultaat heeft opgeleverd, hetzij positief, hetzij negatief. Met een negatieve uitslag wordt bedoeld dat het onderzoek geen indicatie geeft voor drugs- of geneesmiddelengebruik door de verdachte. Artikel 8, derde lid, bevat geen verplichting voor de opsporingsambtenaar om het speekselonderzoek te herhalen. Daarvoor is gekozen omdat het niet in alle gevallen zinvol zal zijn om voor de tweede keer een speekselonderzoek te doen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn in een situatie waarin de bestuurder weigert om mee te werken aan het eerste speekselonderzoek, bijvoorbeeld door het onderzoek bewust te frustreren of door mede te delen dat hij weigert om mee te werken.
In een dergelijk geval kan tegen de bestuurder op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften administratiefrechtelijk of op grond van artikel 177, eerste lid, onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 strafrechtelijk worden opgetreden. Of sprake is van een weigering moet door de opsporingsambtenaar worden beoordeeld op grond van de omstandigheden van het geval.