Verkeersongeluk door epilepsie / epileptische aanval
Wanneer een verkeersongeluk plaatsvindt door epilepsie / een epileptische aanval kan dit leiden tot verontschuldigbare onmacht.
Verdachte was bekend met epilepsie, maar CBR en neuroloog zagen geen probleem rijgeschiktheid
Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 5 december 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:5120
In hoger beroep is op verzoek van het hof door de raadsheer-commissaris gehoord [neuroloog 1], neuroloog, medisch hoofd epileptologie van het Academisch Centrum voor Epileptologie.
Dr.[neuroloog 1] heeft verklaard dat het mogelijk is dat iemand een epileptische aanval heeft zonder dat de externe verschijnselen die hij doorgaans bij een epileptische aanval heeft, zich voordoen. Op grond van het dossier, wat op voorhand aan de deskundige ter beschikking is gesteld, heeft de deskundige geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan symptomatische lokalisatie gebonden epilepsie hetgeen betekent dat de epilepsie een oorsprong heeft door beschadiging in de hersenen, in dit geval veroorzaakt door een hersentumor. Volgens de deskundige is het gelet op de toedracht van het ongeval zeer waarschijnlijk dat de verdachte kortdurende motorische verschijnselen heeft gehad voorafgaand aan het ongeval.
Met de advocaat-generaal en de raadsman van verdachte is het hof dan ook van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat de verdachte direct voorafgaand aan het verkeersongeval een epileptische aanval heeft gehad. Weliswaar heeft de verdachte ter gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting verklaard dat er geen sprake was van de verschijnselen die hij vaker heeft bij een epileptische aanval, zoals het bijten op de tong en urineverlies. Evenwel heeft de in hoger beroep gehoorde deskundige, zoals hiervoor reeds vermeld, verklaard dat een epileptische aanval zich kan voordoen zonder externe verschijnselen.
Gelet hierop, en tezamen met de door de rechtbank genoemde bewijsmiddelen waaronder het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse en getuigenverklaringen die inhouden dat de bestelauto op enig moment naar links ging en het leek of de bestuurder zijn stuur omgooide, en er geen ongeval corrigerende maatregelen zijn waargenomen, is het hof van oordeel dat niet uitgesloten kan worden geacht dat verdachte als gevolg van een epileptische aanval met de door hem bestuurde bestelauto op de verkeerde weghelft terecht is gekomen waarna de desastreuze aanrijding met twee dodelijke slachtoffers als gevolg heeft plaatsgevonden.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden naar voren gekomen die aanknopingspunten bieden voor een andere oorzaak van de aanrijding.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of het rijgedrag van verdachte hem desalniettemin in enig opzicht strafrechtelijk kan worden verweten.
De raadsman heeft in hoger beroep een aantal stukken overgelegd waaronder een zogeheten Eigen verklaring, een door de medisch adviseur [neuroloog 2] van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) opgemaakt rapport van 8 oktober 2009 en een Verklaring van geschiktheid. Uit de Eigen verklaring blijkt dat verdachte heeft aangegeven last te hebben van epileptische aanvallen, dat hij hiervoor medicatie gebruikt en dat hij in november 2008 een aanval heeft gehad waarna hij 3 maanden later weer rijgeschikt werd bevonden. Blijkens het rapport van [neuroloog 2] heeft de deskundige deze informatie bij zijn onderzoek en advies betrokken en is hij op de hoogte van de ziektegeschiedenis van verdachte. Hij komt in zijn rapport tot het advies: geschiktheid voor categorie A/B/BE voor de duur van 5 jaar met code 101 (het hof begrijpt code 101: rijden maximaal 4 uur per dag). Het CBR heeft vervolgens op 3 december 2009 aan verdachte een Verklaring van geschiktheid afgegeven met termijnbeperking. Hieruit blijkt – kort gezegd – dat verdachte door het CBR rijgeschikt is geacht voor een termijn van 5 jaar tot en met 31 oktober 2014 en dat bekend is dat bij verdachte sprake is van een hersentumor en epilepsie.
Verdachte heeft zich na een epileptisch aanval altijd gewend tot zijn behandelend neuroloog. Zo ook na zijn epileptische aanval van 10 september 2010. Bij die gelegenheid is de rijgeschiktheid aan de orde gekomen en is hem te verstaan gegeven 3 maanden niet te rijden. De echtgenote van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep onder ede verklaard:
“Ik was ook aanwezig bij de gesprekken die mijn man met de neuroloog in het ziekenhuis heeft gevoerd. In september 2010 heeft mijn man een nieuwe aanval gehad. Daarover heeft hij een gesprek met zijn[neuroloog 3] gevoerd. In dezelfde periode is er een MRI-scan gemaakt van zijn hoofd en de toestand was toen stabiel. Toen is er besloten dat mijn man gedurende een termijn van drie maanden niet mocht autorijden. Ik kan me goed herinneren dat [neuroloog 3] zei dat mijn man drie maanden niet mocht autorijden. Ik was daarbij aanwezig.”
Nu verdachte ten tijde van het ongeval beschikte over een geldig rijbewijs, zich na zijn laatste epileptische aanval heeft verstaan met zijn behandelend neuroloog en zich heeft gehouden aan diens aanwijzingen, kan het hof tot geen ander oordeel komen dan dat verdachte in strafrechtelijk opzicht geen verwijt kan worden gemaakt.
Verkeersongeluk door epilepsie op Aruba
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, 2 juli 2015, ECLI:NL:OGEAA:2015:307
Het gerecht acht aannemelijk dat er bij de verdachte voorafgaand aan en ten tijde van het ongeval sprake was van een epileptische aanval. Daartoe wordt overwogen dat verdachte bekend is met epilepsie en kort voor de aanrijding vrij snel en op onverklaarbare wijze met haar personenauto, via een hoge middenberm, geheel op de verkeerde weghelft is terechtgekomen. Door de getuigen zijn geen corrigerende maatregelen, zoals remmen of tegenliggers ontwijken, zijdens verdachte waargenomen. Ook anderszins is daar niet van gebleken. Het ongeval heeft plaatsgevonden bij daglicht en op een rechte weg, een rotonde naderende. Van enige noodzaak om uit te wijken naar de verkeerde weghelft, is niet gebleken.
Het gerecht hecht ook waarde aan de verklaring van de [getuige 3]. Deze getuige heeft verklaard dat hij zag dat de passagier van de op hem af komende auto op een gegeven moment het stuur van de auto beet had, en kennelijk trachtte een aanrijding met de getuige te voorkomen, terwijl de bestuurder onbewust leek, omdat zij niet reageerde.
Gezien voornoemde feiten en omstandigheden, valt verdachte naar het oordeel van het gerecht in strafrechtelijke zin geen verwijt te maken. Voor de tenlastelegging betekent dit dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder primair tenlastegelegde omdat het bestanddeel “aan haar schuld te wijten” niet kan worden bewezen. De onder subsidiair tenlastegelegde overtreding van artikel 2 van de Landsverordening wegverkeer kan wel wettig en overtuigend worden bewezen. Omdat het gerecht echter van oordeel is dat verdachte geen verwijt valt te maken, zal het gerecht het gedane beroep op afwezigheid van alle schuld in de vorm van verontschuldigbare onmacht honoreren en haar ontslaan van alle rechtsvervolging.
Zie ook:
- Vrijspraak na epileptische aanval (Hof Amsterdam, 12 december 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:4839)