Vrijspraak art. 6 WVW na op weghelft tegemoetkomend verkeer terecht komen
Voorbeelden van uitspraken waarbij de verdachte om onduidelijke redenen op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer terecht is gekomen. In deze zaken is er vrijspraak gevolgd omdat de rechter geen aanmerkelijke schuld heeft kunnen vaststellen:
Enkel moment van onoplettendheid
Rechtbank Assen, 24 januari 2012, LJN: BV2240
Verdachte is door onbekende oorzaak op het weggedeelte bestemd voor het tegemoet komende verkeer geraakt en is daardoor met de Volvo in aanrijding gekomen, die tengevolge van die aanrijding frontaal is gebotst op de Caddy.
De rechtbank overweegt dat van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 pas sprake is in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Uit de enkele omstandigheid dat verdachte één moment onoplettend is geweest waardoor hij (gedeeltelijk) op de verkeerde weghelft terecht is gekomen, volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gedragen. Er is voorts niet gebleken van bijkomende omstandigheden die dat oordeel wel zouden kunnen rechtvaardigen. De rechtbank zal verdachte daarom van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
Wielrenner reed teveel naar links
Rb. Zeeland-West-Brabant 17 april 2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:2545
Wielrenner die achteraan fietste in een groep van acht andere wielrenners. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij op een gegeven moment iets uit de groep is gekomen, waardoor hij op het hart van de weg heeft gereden en toen in aanrijding is gekomen met een tegemoetkomende wielrenster die hij niet had gezien. Als gevolg van het ongeval is het slachtoffer overleden. Een van de ploeggenoten van het slachtoffer zag dat de vrouw de ploeg naderde en dat verdachte haar niet zag. Verdachte reed teveel naar links. Op grond van de hiervoor aangehaalde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat bij verdachte sprake is geweest van een moment van onoplettendheid. Als gevolg hiervan is hij in aanrijding gekomen met een tegenligger. Meer dan dat verwijt valt verdachte niet te maken. Dit enkele moment van onoplettendheid is volgens de rechtbank onvoldoende om te kunnen spreken van schuld in de zin van art. 6 WVW.