Vrijspraak poging tot doodslag; lage snelheid, optrekken en frontale botsing
De officier van justitie vervolgt een verdachte bij gevaarlijk rijgedrag al snel voor poging tot doodslag, maar dat is lang in alle gevallen niet terecht. In de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, 29 december 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:9271 ging het om een verdachte die vanuit stilstand hard optrok en frontaal tegen een tegenligger is gebotst. De botssnelheid viel echter mee en de tegenligger had ook airbags die uitschoten. Er bestond daardoor geen aanmerkelijke kans op dodelijk letsel.
Rechtbank: vrijspraak poging tot doodslag
Primair is aan verdachte ten laste gelegd dat hij heeft geprobeerd [aangever 1] opzettelijk van het leven te beroven, door op de auto in te rijden waar voornoemd slachtoffer in zat.
De rechtbank stelt vast dat er geen bewijs is dat verdachte bewust op de auto van het slachtoffer is ingereden met het oogmerk om te proberen die persoon om het leven te brengen. Met die constatering is vervolgens de vraag aan de orde of verdachte hiertoe voorwaardelijk opzet heeft gehad.
De Hoge Raad heeft in het Porsche arrest (Hoge Raad 15 oktober 1996, LJN ZD0139) waar ook de raadsman naar verwijst bij pleidooi, overwogen dat zich in het verkeer situaties kunnen voordoen waarbij moet worden aangenomen dat een verdachte die door zeer gevaarlijk rijgedrag een ongeval met dodelijke afloop heeft veroorzaakt, het slachtoffer van dat ongeval opzettelijk van het leven heeft beroofd in de zin van artikel 287 Wetboek van Strafrecht. Zo’n geval kan zich voordoen indien moet worden aangenomen dat de verdachte zich aan de aanmerkelijke kans dat andere verkeersdeelnemers door zijn gedraging het leven zullen verliezen, willens en wetens heeft blootgesteld, met dien verstande dat hij de aanmerkelijke kans dat anderen door zijn gedrag het leven zullen laten desbewust heeft aanvaard en op de koop toe heeft genomen.
Ten aanzien van het begrip ‘aanmerkelijke kans’ heeft de Hoge Raad overwogen dat het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. De vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
De rechtbank is van oordeel dat de handelingen van verdachte geen aanmerkelijke kans op de dood opleveren. Uit het dossier blijkt dat verdachte vanuit stilstand gas heeft gegeven en daarna frontaal tegen de auto van [aangever 1] is opgereden. Bij [aangever 1] zijn door de klap de airbags open gesprongen en is de auto door de auto van de verdachte enkele meters naar achteren geduwd. [aangever 1] zelf heeft hierbij vrijwel geen letsel opgelopen. Uit het dossier blijkt niet wat de snelheid van verdachte op dat moment is geweest. Indien twee auto’s, waarvan één auto stilstaat en de andere auto met een vanuit stilstand binnen enkele seconden oplopende snelheid tegen elkaar oprijden, is het niet aannemelijk dat een persoon daardoor kan komen te overlijden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat naar de aard en gedragingen van verdachte zoals hierboven beschreven, niet kan worden vastgesteld dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door zijn handelwijze een ongeval zou plaatsvinden waardoor [aangever 1] zou kunnen komen te overlijden.