90 minuten termijn bloedonderzoek mag niet worden overschreden
Het niet binnen 90 minuten afnemen van bloed als vermeld in artikel 12 lid 3 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer is een onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek, tenzij de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Overschrijding van de 90 minuten termijn maakt geen onderdeel uit van het stelsel van strikte waarborgen van het resultaat van het onderzoek. Hierdoor hoeft van bewijsuitsluiting geen sprake te zijn. Dit heeft met name te maken met het te beschermen rechtsbelang.
Het te beschermen rechtsbelang is
(1) het voorkomen van onderzoek in niet meer bewijsbare zaken en
(2) het voorkomen van het onnodig ophouden van de verdachte.
Wanneer de termijn wordt overschreden betekent dit dat de verdachte te lang is opgehouden. Dit wordt in de praktijk meestal gecompenseerd door een geringe strafvermindering.
Wanneer de advocaat het geleden nadeel (te lang ophouden van de verdachte) niet naar voren brengt is enkel constateren van het vormverzuim ook voldoende, althans zo oordeelt de rechtbank in Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2018:2629).
De termijnoverschrijding hoeft in het geheel geen consequenties te hebben wanneer deze verschoonbaar is. Dit is het geval wanneer een arts bijvoorbeeld wordt opgeroepen voor een levensreddende handeling (voorbeeld uit de toelichting bij het Besluit) of wanneer het daadwerkelijk onmogelijk was om eerder een arts ter plekke te hebben zoals doordat de reistijd enorm wordt verhoogd door bijzondere weersomstandigheden (zie ECLI:NL:GHARL:2019:4495).
UITGANGSPUNT: strafvermindering bij overschrijding 90 minuten termijn
Het algemene beoordelingskader bij een overschrijding van de 90 minuten termijn is te vinden in de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13 mei 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4495:
“Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is van ‘een onderzoek’ als bedoeld in artikel 8 WVW 1994 slechts sprake indien de waarborgen zijn nageleefd waarmee de wetgever dat onderzoek heeft omringd. Indien de rechter tot het oordeel komt dat een dergelijke waarborg niet is nageleefd, leidt dat ertoe dat het resultaat van het verrichte onderzoek niet voor het bewijs mag worden gebezigd. Artikel 359a Sv is hier niet van toepassing (o.a. ECLI:NL:HR:2012:BW6206).
Uit de rechtspraak is verder af te leiden dat alleen in geval van schending van een regel die behoort tot het stelsel van strikte waarborgen het resultaat van het onderzoek van het bewijs moet worden uitgesloten, omdat dan geen onderzoek heeft plaatsgevonden in de in de wet bedoelde zin. Het gaat volgens de Hoge Raad daarbij om de regels die ertoe strekken de juistheid en/of de betrouwbaarheid te waarborgen van het resultaat van het onderzoek (ECLI:NL:HR:2015:2502).
In deze zaak is het juist dat bij verdachte ongeveer een half uur later dan in beginsel op grond van artikel 12, derde lid van het Besluit had gemoeten, bloed is afgenomen. De verplichting om binnen de termijn van anderhalf uur bij de verdachte bloed af te nemen strekt er echter, blijkens de toelichting op het Besluit, niet toe de juistheid of betrouwbaarheid van het resultaat van het bloedonderzoek te waarborgen. Zij is slechts ingegeven door doelmatigheidsoverwegingen, die verband houden met het (over het algemeen) snel afnemen van het gehalte aan THC in het bloed. De gestelde termijn van anderhalf uur maakt aldus geen onderdeel uit van het stelsel van strikte waarborgen waarmee het onderzoek is omgeven, zodat het resultaat daarvan niet op die grond van het bewijs hoeft te worden uitgesloten. Anders dan de verdediging heeft betoogd, doet naar het oordeel van het hof de opmerking van de Minister in de toelichting, dat bloedafname buiten de gestelde termijn niet meer mag, hieraan niet af.”
Zie ook Dubbel arrest op 07-08-2018 door Rechtbank Gelderland (ECLI:NL:RBGEL:2018:3495 en ECLI:NL:RBGEL:2018:3497
“Volgens vaste rechtspraak is van “een onderzoek” als bedoeld in artikel 8 WVW slechts sprake indien de waarborgen zijn nageleefd waarmee de wetgever dat onderzoek heeft omringd (ECLI:NL:HR:2012:BW6206). De vraag is of de termijn van anderhalf uur onderdeel uitmaakt van het stelsel van strikte waarborgen waarmee het bloedonderzoek is omgeven. Is een dergelijke waarborg niet nageleefd, dan mag de uitkomst van het bloedonderzoek niet voor het bewijs gebruikt worden; artikel 359a Sv is in dat geval niet van toepassing.
Er moet volgens vaste rechtspraak onderscheid worden gemaakt tussen voorschriften die behoren tot de procedure strekkend tot een onderzoek als bedoeld in artikel 8 WVW enerzijds en voorschriften met betrekking tot het daar bedoelde onderzoek als zodanig (het stelsel van strikte waarborgen) anderzijds (ECLI:NL:HR:2014:3616; ECLI:NL:HR:2015:2502).
De politierechter is van oordeel dat de termijn van anderhalf uur wel hoort tot de procedure strekkende tot een onderzoek van het afgenomen bloed, maar niet tot de voorschriften met betrekking tot het in artikel 8 WVW bedoelde bloedonderzoek zelf. De termijn van anderhalf uur vormt dus geen onderdeel van het stelsel van strikte waarborgen waarmee dat bloedonderzoek is omgeven.
Het buiten de termijn van anderhalf uur afnemen van bloed tast niet de juistheid van de resultaten van het onderzoek als zodanig aan. Het feit dat een lagere concentratie wordt gemeten als gevolg van het op een later tijdstip afnemen van bloed, staat immers los van de vraag of het onderzoek aan dat bloed als zodanig juist en op betrouwbare wijze is uitgevoerd.
Geen van de redenen die de wetgever heeft gebracht tot het stellen van de termijn van anderhalf uur (samengevat: 1. voorkomen onderzoek in dan niet meer bewijsbare zaken, 2. voorkomen onnodig ophouden verdachte) ziet op de juistheid en betrouwbaarheid van het bloedonderzoek (en daarmee de juistheid van het resultaat) als zodanig.
Naar het oordeel van de politierechter is een niet-ontvankelijkverklaring niet aan de orde. Gelet op het belang van het geschonden voorschrift (het beperken van onnodig verlies van (opsporings- en onderzoeks-)capaciteit van politie en artsen enerzijds en anderzijds achteraf het onnodig vrijheid ontnemen aan verdachten), de ernst van het verzuim (de mate van termijnoverschrijding) en het nadeel dat daardoor is veroorzaakt (gevolgen voor verdachte), ziet de politierechter geen reden om op grond van artikel 359a Sv de resultaten van het bloedonderzoek vanwege de termijnoverschrijding uit te sluiten van het bewijs. Het belang van verdachte dat het gepleegde feit niet wordt ontdekt, kan niet worden aangemerkt als een rechtens te respecteren belang. Wel ziet de politierechter bij bewezenverklaring aanleiding voor strafvermindering omdat verdachte tegen de bedoeling van de betreffende bepaling van het Besluit in, langer dan nodig was op het politiebureau is opgehouden voor (bloed)onderzoek.”
Toelichting waarom enkel strafvermindering bij overschrijding 90 minuten termijn
In het arrest van het gerechtshof Amsterdam,19-04-2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:2629 is uiteengezet waarom een overschrijding van de 90 minuten termijn niet leidt tot bewijsuitsluiting, maar hooguit tot strafvermindering:
“Naarmate de tijd verstrijkt breekt een bewustzijnsbeïnvloedende stof als cannabis steeds meer in het bloed af. Door het verstrijken van de tijd kan de concentratie werkzame stof van de drug onder de grenswaarde komen. Ieder half uur kan die concentratie halveren. Om deze reden is in het Besluit expliciet niet het recht opgenomen om een tweede bloedafname te doen. Die tweede bloedafname zou immers per definitie minder drugs in het bloed kunnen aantonen, alleen al doordat deze later plaatsvindt. In de Nota van Toelichting is expliciet verwoord dat “na die termijn (van anderhalf uur) geen bloed meer van (verdachte) mag worden afgenomen en gaat hij vrijuit, tenzij sprake is van een bijzondere omstandigheid.”
Nu de verdenking van cannabisgebruik duidelijk al om 20.50 uur is ontstaan, door de eigen verklaring van verdachte, is het niet redelijk die termijn pas te laten ingaan op het moment van de speekseltest van 22.23 uur. De ratio van de toelichting op het Besluit is immers om binnen anderhalf uur na de eerste verdenking dat iemand deelneemt aan het verkeer terwijl hij onder invloed is van drugs, bloed af te nemen. De termijn van anderhalf uur is opgenomen omdat ná die anderhalf uur, de drugsconcentratie in het bloed aanzienlijk kan dalen. De politierechter zal dan ook het eerste moment van verdenking, te weten 20.50 uur, aanhouden als startpunt voor de termijn van anderhalf uur.
Dat brengt mee dat, gerekend vanaf 20.50 uur, om uiterlijk 22.20 uur het bloedonderzoek had moeten plaatsvinden. Dit is pas geschied om 23.50 uur; 90 minuten te laat dus.
De volgende vraag die dient te worden beantwoord is of de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Dat is het geval indien sprake is van een bijzondere omstandigheid.
Als voorbeeld van een bijzondere omstandigheid wordt in de toelichting op het Besluit vermeld dat een arts omdat hij is opgeroepen voor een levensreddende handeling, niet op tijd beschikbaar is. Het enkele feit dat een arts tegen de met hem door de politie gemaakte afspraken niet aanwezig is om bloed af te nemen is geen bijzondere omstandigheid.
Dat laatste is het geval in onderhavige zaak. Over het te late bloedonderzoek is immers slechts gerelateerd: ‘wachten op komst van de arts’. Er blijkt niet van een bijzondere omstandigheid op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
In zoverre lijkt de termijn van anderhalf uur in het leven te zijn geroepen om drugs in het bloed te kunnen aantonen. Zo bekeken is deze termijn niet bepaald om ‘fouten of onvolkomenheden ten nadele van verdachte uit te schakelen’7 of als waarborg die verdachte moet beschermen, zoals hierboven bij de bespreking van zaak 1 is uitgelegd. In zoverre is geen sprake van een strikte waarborg waarbij in geval van schending daarvan, het onderzoek moet worden uitgesloten van het bewijs.
In onderhavige zaak heeft de verdachte wellicht een nadeel gehad, te weten dat hij onnodig lang is opgehouden. Dit nadeel is echter niet door hem gesteld of onderbouwd. Nu hij zelf heeft toegegeven onder invloed van cannabis en alcohol te hebben gereden en hij geen beroep heeft gedaan op enig door hem geleden nadeel, zal de politierechter volstaan met het vaststellen dat sprake is van een vormverzuim. De uitslag van het bloedonderzoek kan worden gebruikt voor het bewijs.”
Verschoonbare termijnoverschrijding bij termijnoverschrijding
Wanneer de termijnoverschrijding verschoonbaar is, hoeft de rechter er geen consequentie aan te worden verbonden. Verschoonbare termijnoverschrijding is onder meer aan de orde in de volgende gevallen:
Arts van ver, mistig, stapvoets moeten rijden
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13 mei 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4495:
Bovendien is het hof van oordeel dat in dit geval sprake was van bijzondere omstandigheden die bloedafname buiten de in artikel 12, derde lid van het Besluit gegeven termijn toelaatbaar maakten. Uit het dossier volgt dat de opgeroepen GGD-arts uit Velp moest komen. Er was geen GGD-arts dichterbij. De reistijd van Velp naar Borculo, waar verdachte werd opgehouden, bedraagt onder normale omstandigheden en zonder file, 47 minuten. Die bewuste nacht was het echter erg mistig, waardoor de arts op sommige wegen stapvoets heeft moeten rijden en waardoor zij niet tijdig in Borculo kon zijn. Daarmee was de arts, buiten haar toedoen, niet op tijd beschikbaar. Onder verwijzing naar het desbetreffende deel van de toelichting op het Besluit, hebben de zojuist genoemde omstandigheden – afstand in combinatie met weersomstandigheden – te gelden als bijzonder zoals bedoeld in artikel 12, derde lid van het Besluit.